Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
HET LV-POSITIESIGNAAL AANPASSEN
Het LV-positiesignaal en de LV-schattingen worden niet getoond wanneer
de pompen op P-3 of lager werken. Verhoog de pompsnelheid naar P-4 of
hoger om het signaal weer te activeren
Alarmtoestanden en lage pompsnelheden kunnen het LV-positiesignaal en
de schattingen beïnvloeden
Verstoringen van het positiesignaal voor de uitlaatdruk, waaronder alarmen
die verband houden met het Ao-positiesignaal, verhinderen de berekening
en weergave van een LV-schatting. Voor de LV-schatting is een operationeel
Ao-positiesignaal nodig
Kalibratie van het LV-positiesignaal is niet beschikbaar als het P-niveau
lager dan P-4 is of als de alarmen Zuiging, Positiesignaal onbetrouwbaar of
positioneringsalarmen actief zijn
Abnormale omstandigheden, zoals een hartritmestoornis, Ao-LV-
ontkoppeling of aortastenose kunnen de bruikbaarheid van de LV-
aanpassingstool verminderen
HET LV-POSITIESIGNAAL AANPASSEN
Pas het LV-positiesignaal aan om potentiële meetvariabiliteit te beperken. Pas
het LV-positiesignaal aan wanneer de witte melding op het scherm verschijnt.
De melding wordt weergegeven wanneer een voorgestelde aanpassing wordt
berekend. Als een voorgestelde aanpassing wordt berekend, verschijnt er na 24
uur gebruik van de pomp een tweede melding.
Het LV-positiesignaal aanpassen:
1.
Druk op de schermtoets MENU.
2.
Selecteer de optie 'LV-signaal aanpassen' met de draaiknop
3.
Wijzig de golfvorm met de pijlen of de draaiknop. De LV-aanpassing wordt
standaard ingesteld op de voorgestelde aanpassingswaarde.
4.
Druk op GEREED om de voorgestelde aanpassing te bevestigen. De
LV-golfvorm wordt aangepast in stappen van 1 mmHg, van -60 tot 60
mmHg.
Advies: wijzig niet naar een andere dan de voorgestelde waarde.
148
Opmerking: het is niet ongewoon dat de systolische LV-waarde hoger is dan
de systolische Ao-waarde
HARTMINUUTVOLUME INVOEREN
De gegevens voor het hartminuutvolume en hartminuutvolumevermogen
dienen alleen ter informatie. Gebruik deze niet voor diagnostische doeleinden
of patiëntbewaking. Controleer alle getoonde parameters afzonderlijk met
een goedgekeurd diagnostisch hulpmiddel. Voer het hartminuutvolume in de
Automated Impella Controller in vanaf een referentiehulpmiddel, zoals een
Swan-Ganz-katheter. Voer elke 8 uur een nieuw hartminuutvolume in. Als er
7 uur zijn verstreken sinds de invoer, verschijnt er een witte melding om u te
attenderen op de noodzaak een nieuw hartminuutvolume in te voeren.
HET HARTMINUUTVOLUME INVOEREN:
1.
Druk op de schermtoets MENU.
2.
Selecteer 'Hartminuutvolume invoeren' met de draaiknop
3.
Voer het totale hartminuutvolume in. Dit kan een waarde van 0,0 tot
10,0 L/min zijn, instelbaar in stappen van 0,1 L/min.
4.
Druk op de schermtoets GEREED of de draaiknop zodra u klaar bent
Gebruikershandleiding
Publicité
