De Impella-Katheter Positioneren En Starten - Abiomed ImpellaCP Manuel D'utilisation

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 29
7. Breng een diagnostische katheter met een diagnostische voerdraad
van 0,035 inch in de introducer in (Abiomed adviseert om een AL1-
katheter of universele katheter van 6 Fr zonder zijopeningen of een
pigtail-katheter van 4-5 Fr met of zonder zijopeningen te gebruiken)
en voer de katheter op tot in het linkerventrikel.
Afbeelding 8.10
8. Verwijder de diagnostische voerdraad van 0,035 inch en laat de
diagnostische katheter achter in het ventrikel. Vorm een kromming of
bocht aan het uiteinde van de plaatsingsvoerdraad van 260 cm (0,018
inch). Plaats het vormgereedschap net distaal van de las die de 'shaping
ribbon' scheidt van het hoofddeel van de plaatsingsvoerdraad. Buig de
'shaping ribbon' tegen het gereedschap. Oefen daarbij zo min mogelijk
kracht uit. Gebruik GEEN vormgereedschap met een scherpe punt of
rand. Trek het vormgereedschap NIET langs de 'shaping ribbon', dit
kan ertoe leiden dat de spiraal van de voerdraad wordt getrokken of
wordt ontrold. Inspecteer de spiraal en de voerdraad na het vormen en
voorafgaand aan het gebruik op beschadiging.
9. Voer de plaatsingsvoerdraad op tot in de apex van het linkerventrikel.
10. Verwijder de diagnostische katheter.
11. Schuif de repositioneringshuls vóór het inbrengen richting de rode
pompaansluitplug.
Katheter vanaf de achterzijde op de voerdraad schuiven met
behulp van het EasyGuide-lumen
12. Plaats de plaatsingsvoerdraad in het rode EasyGuide-lumen aan de tip
van de pigtail. (Zodra u het EasyGuide-lumen van de Impella-
katheter hebt verwijderd, mag u niet proberen het terug te
plaatsen. Volg de procedure die wordt beschreven bij stap
13 als de katheter geen rood EasyGuide-lumen heeft.)
a.
Voer de voerdraad op totdat deze het rode lumen verlaat nabij
het label.
b.
Verwijder het EasyGuide-lumen door voorzichtig aan het label te
trekken terwijl u de Impella-katheter vasthoudt.
c.
Als u vermoedt dat een deel van het rode lumen in de katheter
is achtergebleven, mag u de Impella-katheter NIET gebruiken.
Meet de lengte van het rode lumen met behulp van de
kathetermarkeringen (als het lumen intact is, is het 21,5 cm tot
22,5 cm lang).
d.
Ga verder naar stap 14 als de katheter met succes vanaf de
achterzijde op de voerdraad is geschoven.
Afbeelding 8.11
96
Katheter vanaf de achterzijde op de voerdraad schuiven zonder
EasyGuide-lumen
13. Bevochtig de canule met steriel water en schuif de katheter vanaf de
achterzijde op de plaatsingsvoerdraad. De katheter kan door één of
twee personen op de voerdraad worden geplaatst.
Techniek met één persoon
a.
Voer de voerdraad op in de Impella-katheter en stabiliseer de
canule tussen de vingers, zoals getoond in de bovenstaande
afbeelding. Dit voorkomt dat het inlaatgebied wordt afgekneld.
De voerdraad moet het uitlaatgebied verlaten bij de binnenstraal
van de canule en zijn uitgelijnd met de rechte zwarte streep op
de katheter, zoals getoond in de bovenstaande afbeelding. De
canule kan zo nodig worden uitgeschoven om ervoor te zorgen
dat de voerdraad het uitlaatgebied bij de binnenstraal van de
canule verlaat.
Techniek met twee personen
b.
De operatieassistent kan de katheter helpen stabiliseren door
de katheter proximaal van de motor te houden. Zo kan de
implanterende arts de binnenstraal visualiseren. De voerdraad
moet het uitlaatgebied verlaten bij de binnenstraal van de
canule en zijn uitgelijnd met de rechte zwarte streep op de
katheter, zoals getoond in de bovenstaande afbeelding. De arts
kan zich concentreren op het opvoeren van de voerdraad en
de operatieassistent kan helpen als de canule moet worden
uitgeschoven.
Afbeelding 8.12
14. Voer de katheter door de hemostaseklep op in de arteria femoralis,
langs de plaatsingsvoerdraad en door de aortaklep met behulp van
een techniek voor vaste voerdraden. Gebruik fluoroscopie om de
katheter te volgen terwijl deze door de aortaklep wordt opgevoerd en
positioneer het inlaatgebied van de katheter 3,5 cm onder de annulus
van de aortaklep en in het midden van het ventrikel, op afstand van de
chordae van de mitraalklep. Zorg ervoor dat de voerdraad niet oprolt
in het linkerventrikel.
15. Verwijder de plaatsingsvoerdraad.
16. Bevestig de positie met behulp van fluoroscopie en controleer of een
aortagolfvorm wordt weergegeven op de Automated Impella Controller.
DE IMPELLA-KATHETER POSITIONEREN
EN STARTEN
Als de Impella-katheter niet juist is geplaatst, wordt het ventrikel niet
effectief leeggepompt. Mogelijk profiteert de patiënt dan niet van de
flowsnelheid die op de controller wordt weergegeven.
1. Controleer nogmaals of de plaatsingsvoerdraad is verwijderd.
Controleer eveneens nogmaals of een aortagolfvorm wordt
weergegeven op de controller en of de radiopake markeerband zich
bij de aortaklep bevindt.
2. Druk op de schermtoets IMPELLA STARTEN. Druk op de
schermtoets JA om te bevestigen nadat de draad is verwijderd. De
Impella start in AUTO en verhoogt automatisch de flowsnelheid
gedurende 30 seconden.
3. Zodra de controller is gestart in AUTO, kunt u nogmaals op
de schermtoets FLOWREGELING drukken om het menu
FLOWREGELING te openen met opties voor AUTO en P-niveaus
variërend van P-0 tot P-9.
Gebruikershandleiding

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières