6.4
Toegestane inbouwposities en
wijziging van de componentenop-
stelling vóór de installatie
Fig. 7: Opstelling van de componenten bij leve-
ring
6.4.1
Toegestane inbouwposities met
horizontale motoras
Fig. 8: Toegestane inbouwposities met hori-
zontale motoras
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Stratos GIGA2.0-I, Wilo-Stratos GIGA2.0-D
Installatie
De af fabriek voorgemonteerde componentenopstelling relatief ten opzichte van het
pomphuis (zie Fig. 7) kan, indien nodig, ter plaatse worden gewijzigd. Dit kan bijvoor-
beeld nodig zijn om:
ƒ
de pompontluchting te waarborgen;
ƒ
een betere bediening mogelijk te maken;
ƒ
ontoelaatbare inbouwposities te vermijden (motor en/of elektronicamodule wijzen
omlaag).
In de meeste gevallen volstaat het draaien van de insteekset relatief aan het pomphuis.
De mogelijke opstelling van de componenten is afhankelijk van de toegestane inbouw-
posities.
De toegestane inbouwposities met horizontale motoras en elektronicamodule naar bo-
ven (0°) zijn in Fig. 8 weergegeven.
Elke inbouwpositie behalve "Elektronicamodule naar beneden" (- 180°) is toegestaan.
De ontluchting van de pomp is alleen gewaarborgd als het ontluchtingsventiel omhoog
wijst (Fig. 8, pos. 1).
Alleen in deze positie (0°) kan het condensaat gericht worden afgevoerd via aanwezige
boorgaten, het pomplantaarnstuk en de motor (Fig. 8, pos. 2).
nl
425