Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
11. RUPSLADER BESTUREN - RIJDEN
Gevaar
Gevaar voor ernstig of fofelijk letsel bij het bedienen van de rupslader!
Controleer of er geen andere personen of levende wezens zich in het rijgebied bevinden.
De linker bedieningshendel (1) wordt gebruikt om het rijden te bedienen. Deze bevindt zich op de afstandsbediening (2).
Beweeg de bedieningshendel soepel. Hierdoor voorkomt u het plotselinge rijden of stoppen.
Afbeelding 23
Vooruit rijden - duw de bedieningshendel (1) naar voren.
Achteruit rijden - duw de bedieningshendel (1) naar achteren.
Voorwaarts links afslaan - duw de bedieningshendel (1) naar voren en naar links.
Voorwaarts rechts afslaan - duw de bedieningshendel (1) naar voren en naar rechts.
Achteruit links afslaan - trek de bedieningshendel (1) naar achteren en naar rechts.
Achteruit rechts afslaan - trek de bedieningshendel (1) naar achteren en naar links.
Snel naar links afslaan - duw de bedieningshendel (1) naar links.
Snel naar rechts afslaan - duw de bedieningshendel (1) naar rechts.
376
12. RUPSLADER MET BOVENSTEL BESTUREN
Gevaar
Gevaar voor ernstig of dodelijk letsel bij het bedienen van de rupslader!
Controleer of er geen andere personen of levende wezens zich in het rijgebied bevinden.
Afbeelding 24
Giek laten zakken – duw de bedieningshendel (1) naar voren.
Giek heffen – trek de bedieningshendel (1) naar achteren.
Puinbak inklappen – duw de bedieningshendel (3) naar links.
Puinbak uitklappen – duw de bedieningshendel (3) naar rechts.
Giek laten zakken en tegelijkertijd puinbak inklappen – duw de bedieningshendel (3) naar voren en links.
Giek laten zakken en tegelijkertijd puinbak uitklappen – duw de bedieningshendel (3) naar voren en rechts.
Giek heffen en tegelijkertijd puinbak uitklappen – trek de bedieningshendel (3) naar achteren en rechts.
Giek heffen en tegelijkertijd puinbak inklappen – trek de bedieningshendel (3) naar achteren en links.
13. RUPSLADER MET AANVULLENDE HYDRAULISCHE APPARATUUR BESTUREN
Gevaar
Gevaar voor ernstig of dodelijk letsel bij het bedienen van de rupslader en aanuvullende
apparatuur.
Controleer of er geen andere personen of levende wezens zich in het rijgebied bevinden.
Afbeelding 25
Afbeelding 26
Sommige typen aanvullende apparatuur vereisen een aansluiting op een bron van hydraulisch vermogen en stroming om
te kunnen functioneren. De verbinding met de rupslader wordt gemaakt via snelklemmen die op de giekarm gemonteerd
zijn. Ze zijn gemarkeerd als F1 en F2. Controleer de technische staat en de technische parameters voordat u de aanvullen-
de apparatuur aansluit.
Draag bij het aan- en loskoppelen altijd beschermende handschoenen en een veiligheidsbril omdat de hydraulische olie
en de snelklemmen temperaturen tot 90 °C kunnen bereiken - kans op brandwonden.
Koppel geen beschadigde of technisch incompatibele aanvullende apparatuur aan omdat dit ernstige schade aan de
rupslader, eigendommen of mensenlevens kan veroorzaken.
Maak de snelklemmen na het gebruik schoon en breng de beschermkappen aan.
De aanvullende apparatuur wordt bediend met schakelaar (4). U kunt het hydraulische debiet wijzigen door de toetsen (5),
(6) en (7) als volgt te combineren: houd toets (5) ingedrukt en houd tegelijkertijd toets (6) of (7) ingedrukt. Als u het debiet
wilt verhogen, houd knop (6) ingedrukt. Als u het debiet wilt verlagen, houd knop (7) ingedrukt totdat het debiet verandert.
!
Waarschuwing
Voig bij het werken met de gemonteerde aanvullende apparatuur de bij elke aanvullende
apparatuur geleverde handleiding.
14. AFSTANDSBEDIENING MINIZ 400
Afstandsbediening inschakelen:
1.
Trek de rode knop (9) (hoofdschakelaar) naar boven. Als de groene rechthoekige lampjes nog steeds branden, is de
bediening van de rupslader actief en hij kan werken.
2. Draai de schakelkast (11) in stand I en druk de knop (11) vanaf de zijkant in. Als de groene rechthoekige lampjes nog
steeds branden, is de bediening van de rupslader actief en hij kan werken.
Afbeelding 27
Gevaar
Let op: als u de afstandsbediening activeert, zorg er dan voor dat er geen personen of
voorwerpen zich in de buurt van het apparaat bevinden die gewond of beschadigd ku-
nnen raken. De minimumfstand tussen de besiener en levende wezens bij gebruik van de
afstandsbediening is 5 m.
377
Publicité
