Terumo Tercross Mode D'emploi page 26

• Gebruik de dilatatiekatheter uiterst voorzichtig bij het uitvoeren van de 'kissing balloon'-techniek of de techniek met parallelle
draden, om verstrikking met het andere hulpmiddel te voorkomen. Bij het voelen van weerstand, de dilatatiekatheter en het andere
hulpmiddel samen verwijderen.
• Kies de geschikte ballonmaat in functie van de gestelde diagnose en de anatomie van de patient.
• Na het terugtrekken, de dilatatiekatheter in een fysiologische zoutoplossing dompelen om bloed op het oppervlak van de
dilatatiekatheter te verwijderen. Als het bloed moeilijk te verwijderen is, veeg dan de dilatatiekatheter eenmaal af met een gaas
gedrenkt in een fysiologische zoutoplossing.
• Vooraleer dezelfde dilatatiekatheter opnieuw in te brengen, dient de volledige dilatatiekatheter opnieuw gecontroleerd te worden
opdat noch de gladheid van het oppervlak is afgenomen, noch vreemde stoffen zich op de dilatatiekatheter bevinden. Om het
bloed binnenin het voerdraadlumen te verwijderen moet de dilatatiekatheter met een gehepariniseerde fysiologische
zoutoplossing worden gespoeld.
• Raadpleeg de bijgevoegde specificatiefiche voor de relatie tussen de ballondiameter en de bepaalde scheurdruk (RBP).
GEBRUIKSAANWIJZING
VOORZORGSMAATREGELEN
• Lees, vooraleer de dilatatiekatheter te gebruiken, de instructies van de bijhorende farmaceutische producten en medische
hulpmiddelen.
• Controleer vóór gebruik dat alle apparaten alsook de dilatatiekatheter goed werken. Controleer of de dilatatiekatheter niet
beschadigd is en het profiel van de ballon overeenstemt met de eisen van de procedure en technieken die gebruikt worden.
1. Klaarmaken van de dilatatiekatheter
1-1 Neem voorzichtig de dilatatiekatheter uit de houder.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Houd de dilatatiekatheter bij het uitnemen uit de houder in een rechte lijn vanaf het uiteinde van de houder zonder de
katheter te buigen.
• Verwijder de dilatatiekatheter niet met kracht, als u weerstand ondervindt. Een geforceerde verwijdering kan leiden tot het
niet opblazen of leeglopen van de ballon.
1-2 Na het bevochtigen van de beschermhuls van de ballon met een fysiologische zoutoplossing, voorzichtig deze beschermhuls
en de stylet verwijderen om de ballon niet te beschadigen.
VOORZICHTIG
Verwijder de beschermhuls van de ballon niet met kracht indien weerstand wordt ondervonden. Een
geforceerde verwijdering kan leiden tot het niet opblazen of leeglopen van de ballon.
1-3 Trek 5 ml van een geschikte contrastvloeistof (bijvoorbeeld een 1:1 mengsel van contrastvloeistof en fysiologische
zoutoplossing) op in een 20 ml spuit.
WAARSCHUWING
1-4 Verbind de spuit die de contrastvloeistof bevat met de ballon opblaaspoort van de dilatatiekatheter.
1-5 Hou de spuit met de tip naar beneden en aspireer gedurende 15–30 seconden lucht.
1-6 Hou de tip van de spuit naar beneden en injecteer langzaam de contrastvloeistof.
1-7 Herhaal de stappen 1-5 en 1-6 totdat de ballon volledig is gevuld met contrastvloeistof.
1-8 Breng de gehepariniseerde fysiologische zoutoplossing in de dilatatiekatheter in langs de voerdraadpoort om luchtbellen te
verwijderen.
2. Verbinden van een inflatie/deflatie apparaat voorzien van een manometer met de dilatatiekatheter
2-1 Vul een inflatie/deflatie apparaat voorzien van een manometer met contrastvloeistof en verwijder alle lucht uit het apparaat.
2-2 Maak het inflatie/deflatie apparaat goed vast aan de ballon opblaaspoort van de dilatatiekatheter. Om er zeker van te zijn dat
er geen lucht in het systeem binnenkomt, moet het inflatie/deflatie apparaat voldoende gevuld zijn met contrastvloeistof.
3. Inbrengen van de dilatatiekatheter
3-1 Breng de guiding katheter/inbrenghuls met Y-verbinding, in het bloedvat volgens standaardtechnieken. Beweeg de voerdraad
voort naar de gewenste positie of in het gewenste bloedvat en kruis vervolgens de stenose volgens de algemeen erkende
PTA-technieken.
Gebruik geen lucht, gassen of andere vloeistoffen dan een contrastvloeistof om de ballon
op te blazen. Wanneer de ballon lekt, kunnen deze vloeistoffen ernstige nevenwerkingen
veroorzaken bij de patiënt.
24