Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
Trainingsinstructies en gebruiksaanwijzing
2.„Programma"
Met deze trainingsmodus kunt u volgens ingestelde programmaprofielen trainen (berg-
en dal profielen).
Na de selectie van „Program" en „MODE" begint „P1" te knipperen.
Met „UP" (OMHOOG) of „DOWN" (OMLAAG) om een van de 12 programma's (P1 tot P12) te
selecteren en dan op „MODE", om met dit programma te trainen. De profielen van de 12
programma's P1 tot P12 zijn te uwer informatie ook op de computer zelf opgedrukt.
Ook bij de programmatraining is het mogelijk doelwaarden in te voeren. Hiervoor gebruikt u
analoog de reeds vroeger beschreven wijze de toetsen „UP" (OMHOOG) en „DOWN"
(OMLAAG), om evt. doelwaarden in te voeren.
Ook hier is het weer mogelijk, geen doelwaarden in te voeren (onmiddellijk START/STOP
activeren). Wanneer u echter waarden heeft ingevoerd, zal de computer weer 8 keer piepen,
om u het teken om te stoppen te geven.
Tijdens de training kunt u met de toetsen „UP" (OMHOOG) en „DOWN" (OMLAAG) de
segmentmoeilijkheidsgraden verhogen of verlagen.
Het ingedrukt houden van de toets „Reset" gedurende min. ca. 2 seconden zet alle waarden
terug op 0 en laat de wisseling naar een andere functiemodus toe.
Programmabenamingen (zwaartepunt/ ideaal voor welk trainingsdoel ?):
Programma 1: bergrit (conditie en vetafbraak)
Programma 2: interval (conditie)
Programma 3: heuvellandschap (vetafbraak)
Programma 4: oneffen traject (vetafbraak)
Programma 5: kleine berg (opwarmen en uitbollen)
Programma 6: stijging (conditie/krachtuithouding)
Programma 7: dal met heuvels (conditie)
Programma 8: stijging/afdaling (conditie/vetafbr.)
Programma9: doel op de heuvel (krachtuithouding)
Programma10: stijging en overwinning (conditie)
Programma11: twee toppen (opwarmen)
Programma12: interval 2 (conditie/krachtuith.)
3. „User"
Met deze trainingsmodus kunt u volgens zelf ingestelde / geprogrammeerde
programmaprofielen trainen (berg- en dal).
Na de selectie van deze modus kunt u door op de toets "UP" en "DOWN" alsook op "MODE" te
drukken de telkens ingestelde level (moeilijkheidsgraad) voor een programmasegment invoeren.
Na afsluiting van de invoer drukt u op de toets "START/STOP", om met de training te beginnen.
Ca. alle 0,1 km tijdens de training wisselt de indicatie en daardoor ook de instelling van de
moeilijkheidsgraad naar het volgende segment / de volgende instelling.
Ook hier is het weer mogelijk, doelwaarden in het voeren (uitgezonderd Watt). Hiervoor gebruikt
u analoog de reeds eerder beschreven wijze de toetsen "UP" (OMHOOG) en "DOWN
(OMLAAG), om evt. doelwaarden in te voeren.
Het is eveneens weer mogelijk, geen doelwaarden in te voeren (onmiddellijk START/STOP
activeren). Wanneer u echter waarden heeft ingevoerd, zal de computer weer 8 keer piepen om
u het teken om te stoppen te geven.
Verder is de bediening analoog de onder 2. „Program" aangegeven bediening relevant.
81
Publicité
