❹
Invoeren van het systeem
• Z odra de correcte positie van het lange buisje in de opsti-
jgende aorta of de linksventriculaire outflow tract (LVOT)
bevestigd is, worden de dilatator van het lange buisje en
de geleidingsdraadsplint verwijderd.
• ( Afb. 10) De implantatiecatheter met de vooraf gemon-
teerde coil wordt vanuit de transveneuze toegang lang-
zaam in het lange buisje en de aorta ascendens gescho-
ven. Dit vindt plaats onder fluoroscopische controle.
• D e implantatiecatheter met de vooraf gemonteerde coil
moet ca. 10 mm boven het uiteinde van het lange buisje
geschoven worden.
bp = referentiepunt
M1 = v ier windingen bevinden zich buiten de
implantatiecatheter
M2 = s lechts twee windingen bevinden zich binnen
de implantatiecatheter
M3 = d e coil bevindt zich geheel buiten de
implantatiecatheter
❺
Configuratie van de coil
• ( Afb. 10) Onder fluoroscopische en echocardiografische controle (TEE of TTE) wordt de Nit-Occlud® Lê VSD-coil m.b.v.
de metalen canule en de eenhandbediening uit de implantatiecatheter geschoven totdat de eerste 4 windingen vri-
jkomen. Het aantal vrijgekomen windingen kan ook nog eens gecontroleerd worden m.b.v. de markeringen (afb. 11).
Hiervoor dient de eenhand-schuifhulp voorzichtig tot in het ventiel van de Y-connector geschoven te worden. Daarna
is de ingang van de eenhand-schuifhulp tegelijkertijd referentiepunt (bp) van de markeringen (M1 – M3) op het toedi-
eningssysteem. Bevindt zich de markering M1 op het referentiepunt (bp), dan betekent dit dat er 4 windingen zijn
vrijgekomen.
( Onder bepaalde omstandigheden kan het, afhankelijk van de grootte van de aorta, van voordeel zijn dat er meer
dan 4 windingen in de aorta vrijkomen. Zo kan de configuratie van de coil reeds in de aorta beoordeeld worden. Deze
procedure dient slechts door artsen uitgevoerd te worden die al zeer veel ervaring met het product hebben opgedaan,
aangezien de coil kan blijven haken als deze de aortak-
lep passeert.)
• ( Afb. 12) Vervolgens wordt het gehele systeem incl.
de lange buis voorzichtig via de aortaklep tot aan de
linksventriculaire outflow tract teruggetrokken. De coil
wordt verder het defect in getrokken, waar deze zich au-
tomatisch aan de contouren van het defect begint aan
te passen. Het buisje en de implantatiecatheter blijven
hierbij in dezelfde positie t.o.v. elkaar.
GA053/Rev02_2019-04-18
Afb. 10: Configuratie van de coil
Afb. 11: Markeringen (M1–M3) op het toedieningssysteem
Fig. 12: Finale configuratie van de coil
Nederlands
71