Bard Access Equistream Mode D'emploi page 16

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 4
C (INSERTIETECHNIEK (1): PERCUTANE PLAATSING)
1. Ontgrendel, verwijder het stilet en gooi het weg.
LET OP: Het stilet is bedoeld voor gebruik in combinatie met een voerdraad om
te helpen bij de plaatsing. Inbrengen van het stilet in de venotomie zonder gebruik
van een voerdraad kan schade aan het bloedvat, inclusief perforatie, veroorzaken.
2.
Vul de katheterlumens met een heparine-zoutoplossing.
3. Voer het geheel van dilatator en inbrenghuls over de blootgestelde voerdraad
in het bloedvat.
LET OP: Men mag het geheel van de dilator en inbrenghuls tijdens het inbrengen
NIET in het bloedvat forceren , aangezien dit mogelijk schade, inclusief perforatie,
kan veroorzaken. Plaatsing aan de linkerzijde biedt voornamelijk mogelijke
problemen omwille van de rechte hoeken die worden gevormd door de vena
innominata en bij de overgang van de linker brachiocefalica met de SVC.
WAARSCHUWING: Indien de voerdraad de wanden van het rechter atrium
raakt, kunnen er hartritmestoornissen optreden.
4.
Trek de bloedvatdilatator en voerdraad terug en laat de inbrenghuls op zijn plaats.
LET OP: Let er op dat de splijtbare schacht ook niet te ver in het bloedvat wordt
ingebracht, aangezien een mogelijke knik de doorgang van de katheter kan
belemmeren.
WAARSCHUWING: Plaats een duim over de opening van de inbrenghuls
om luchtembolie en/of bloedverlies te verhinderen.
5.
Verwijder de duim en voer het distale deel van de katheter in de inbrenghuls.
Voer het uiteinde van de katheter verder door. De plaatsing van het uiteinde
van de katheter, de oriëntatie van het uiteinde en keuze van de juiste lengte is
de verantwoordelijkheid van de arts. Let wel, na de plaatsing moet d.m.v.een
routine RX thorax de juiste tipposisite gecontroleerd worden, alvorens de kathter
gebruikt wordt. De aanbevolen locatie van de tip is bij de overgang van de
vena cava superior/rechteratrium (SVC/RA) of in het mid-rechteratrium.
plaatsingen van katheteruiteinden moeten worden bevestigd d.m.v. fl uoroscopie.
6. Wanneer de katheter is ingebracht, splijt de schacht, door het T-stuk vast te
grijpen en het open te breken met een neerwaartse en buitenwaartse beweging
om de scheiding en terugtrekking van de schacht te starten.
LET OP: Zorg ervoor dat de schacht van de inbrenghuls enkel extern wordt
gescheurd. Wanneer de schacht gescheurd wordt, moet de katheter mogelijk
dieper in het bloedvat worden gevoerd.
LET OP: Om optimale productprestaties te verzekeren, voer geen enkel deel
van de retentieboord in het bloedvat.
7. D (Algemene stappen).
D (ALGEMENE STAPPEN)
1.
Controleer de doorgankelijkheid van de katheter door de klem te openen en
bloed door elke lumen te aspireren.
2.
Spoel elk lumen met 10 ml steriele zoutoplossing d.m.v. een injectiespuit van
10 ml of meer.
WAARSCHUWING: Om schade aan bloedvaten en weefsels te vermijden,
mogen de drukken bij infusie de waarde van 25 psi (172 kPa) niet overschrijden.
Het gebruik van een injectiespuit van 10 ml of meer is aanbevolen omdat
kleinere injectiespuiten meer druk genereren dan grotere.
3. Injecteer een hoeveelheid heparineoplossing in elke lumen, dat gelijk is aan de
inhoud van elk lumen zoals aangeduid op de reespectievelijke katheterklemmen.
Zorg ervoor dat u elke lumen onmiddellijk afklemt.
WAARSCHUWING: Het niet afklemmen van extensies die niet worden gebruikt,
kan leiden tot luchtembolieën.
4.
Voor extra veiligheid kunt u het gehele gebied hechten of gebruik maken van
een Statlock* Catheter Stabilization-hulpmiddel om de katheter te verankeren.
5.
Volg het protocol van uw instelling m.b.t. verschonen van het verband en
verzorging van het uitganggebied. Laat alcoholhoudende agentia (bijvoorbeeld
Chloraprep*-oplossing) volledig opdrogen alvorens een verband aan te leggen
op de katheter.
WAARSCHUWING: Aceton en zalf die polyethyleenglycol (PEG) bevat
kan ervoor zorgen dat dit medisch hulpmiddel beschadigd wordt en mag
niet gebruikt worden bij polyurethaankatheters. Chloorhexidinepleisters
of bacitracine-zinkzalven (bijvoorbeeld Polysporin* zalf) zijn geprefereerde
alternatieven.
6. Controleer de locatie van het uiteinde van de katheter d.m.v. röntgenopnamen
of fl uoroscopie.
Aanbevolen verbandtechniek
1. Bevestig de katheter aan de huid d.m.v. één of twee strips
steriele tape.
Optioneel: Plaats een voorgesneden gaasverband op het
uitganggebied, en pas het strak aan rond de katheter. Plaats
een gaas van 5 cm x 5 cm op het voorgesneden gaas en de
catheter.
2. Breng een afdekken verband aan en laat de extensieleidingen
vrij. Bij gebruik van een steriel, transparant en
halfvochtdoorlatend verband wordt het volgende aanbevolen:
2a. Snij d.m.v. een steriele schaar een snede van 3 - 5 cm in
de korte zijde van het verband. Verwijder het achterblad.
2b. Weergave van het kathetergebied door het verband op de huid
zodat de snede zich op de katheterhub bevindt. Duw één zijde
van het verband op zijn plaats en houd de andere zijde weg
van de huid.
2C. Verwijder het framedeel van het verband dat al aan de huid
is bevestigd is gedeeltelijk nabij de katheterhub.
2d. Plaats nu de losse zijde van het verband over de vaste zijde om
het verband onder de katheterhub vast te zetten. Verwijder het
frame voorzichtig van het verband en druk de randen mooi vlak.
Druk nu het gehele verband mooi vlak.
WAARSCHUWING: Aceton en zalf die polyethyleenglycol
(PEG) bevat kan ervoor zorgen dat dit medisch hulpmiddel
wordt beschadigd en mag niet gebruikt worden bij polyurethaankatheters.
Chloorhexidinepleisters of bacitracine-zinkzalven (bijvoorbeeld Polysporin*
zalf) zijn geprefereerde alternatieven.
INSERTIETECHNIEK (2) Chirugische venadenudatie-procedure:
De katheter kan worden ingebracht in de vena cava superior via de vena subclavia,
of de vena jugularis externa of vena jugualris interna. (standaard OK-procedure).
Bij de chirurgische incisieprocedure moet de patiënt in de Trendelenburgpositie
worden geplaatst met het hoofd weggedraaid van het operatiegebied.
1. Ga naar A (Algemene stappen).
2. Sla B (Algemene stappen) over.
3. Sla C (Insertietechniek (1) Percutane plaatsing) over.
4.
Zoek het gewenste bloedvat voor insertie van de katheter d.m.v. een kleine incisie.
OPMERKING: Indien er een halsinsertie wordt uitgevoerd en de vena jugularis
externa is niet groot genoeg voor de katheter, dan kan de vena jugualris interna
worden gebruikt. Om de katheter in de vena jugualris interna te fi xeren kan een
tabaksnaadhechting worden gebruikt.
5.
Maak een kleine incisie op de gewenste uitgangplaats van de katheter, tussen
de tepel en de rechter sternumrand. Maak de incisie net groot genoeg voor de
implanteerbare retentieboord.
6. Ga naar B (Algemene stappen).
7. Indien er geen gebruik wordt gemaakt van een stilet, dan moet het proximale
uiteinde van de voerdraad in het kleine veneuze eindgat van het meest distale
uiteinde worden ingebracht, en door het eindgat van het arteriële uiteinde
worden geleid, doorheen het arteriële lumen tot het uit de arteriële Luer-
lockconnector (rood) steekt. Indien er gebruik wordt gemaakt van een stilet,
voer dan het proximale uiteinde van de voerdraad door het distale uiteinde
van het stilet tot de voerdraad uit de stilet-Luer-lock-connector steekt.
8. Breng de katheter in via een kleine venotomie in de geselecteerde ader. Voer
het uiteinde van de katheter verder door. De plaatsing van het uiteinde van
de katheter, de oriëntatie van het uiteinde en keuze van de juiste lengte is
de verantwoordelijkheid van de arts. Let wel, na de plaatsing moet d.m.v.een
routine RX thorax de juiste tipposisite gecontroleerd worden, alvorens de kathter
gebruikt wordt. De aanbevolen locatie van de tip is bij de overgang van de
vena cava superior/rechteratrium (SVC/RA) of in het mid-rechteratrium.
plaatsingen van katheteruiteinden moeten worden bevestigd d.m.v. fl uoroscopie.
LET OP: Om optimale productprestaties te verzekeren, voer geen enkel deel
van de retentieboord in het bloedvat.
WAARSCHUWING: Indien de voerdraad en/of het stilet de wanden van
het rechter atrium raakt, kunnen er hartritmestoornissen optreden.
9. Verwijder de voerdraad en het stilet terwijl u voorwaartse druk uitoefent
5,8
op de katheter zodat deze niet wordt teruggetrokken.
LET OP: Zorg ervoor dat de katheter niet uit het bloedvat komt tijdens het
verwijderen van het insertiestilet.
10. Ga naar D (Algemene stappen).
INSERTIETECHNIEK (3) Procedure zonder schacht
Voor plaatsing zonder schacht wordt de katheter bij voorkeur ingebracht in
de vena jugularis interna. Bij de procedure zonder schacht moet de patiënt
in de Trendelenburgpositie worden geplaatst met het hoofd weggedraaid
van het ingangsgebied.
1. Ga naar A (Algemene stappen).
2. Ga naar B (Algemene stappen).
3. Sla C (Insertietechniek (1) Percutane plaatsing) over.
4. Dilateer (door dilatators over de voerdraad te leiden) het veneuze punctiegebied
6
Alle
sequentieel om plaats te bieden voor de katheter (dilateer het bloedvat tot ten
minste dezelfde grootte als de French maat van de katheter, bij voorkeur tot
1,5F groter).
5.
Na het verwijderen van de dilatator, houd de voerdraad in het veneuze systeem
terwijl u met de vingers druk uitoefent op het punctiegebied om hemostase te
verzekeren.
6. Indien er geen gebruik wordt gemaakt van een stilet,
dan moet het proximale uiteinde van de voerdraad
in het kleine veneuze eindgat van het meest distale
uiteinde worden ingebracht, en door het eindgat van
het arteriële uiteinde worden geleid, door de arteriële
lumen tot het uit de arteriële Luer-lockconnector
(rood) steekt. Indien er gebruik wordt gemaakt van een stilet, voer dan het
proximale uiteinde van de voerdraad door het distale uiteinde van het stilet
tot de voerdraad uit de stylet-Luer-lock-connector steekt.
7. Om het risico op luchtembolie te beperken, klem de veneuze extensieleiding
af (aangeduid door de blauwe Luer-lock-connector).
8.
Voer de katheter verder over de draad, tot het uiteinde de gewenste locatie
bereikt. Merk op dat er enige weerstand kan waargenomen worden wanneer
de katheter door de zachte weefsels wordt geleid, maar eens het uiteinde
van de katheter intravasculair is, verdwijnt deze weerstand.
LET OP: Om optimale productprestaties te verzekeren, voer geen enkel deel
van de retentieboord in het bloedvat.
WAARSCHUWING: Indien de voerdraad en/of het stilet de wanden van het
rechter atrium raken, kunnen er hartritmestoornissen optreden.
9. Verwijder de voerdraad en het stilet (indien van toepassing) terwijl u
een voorwaartse druk uitoefent op de katheter, zodat deze niet wordt
teruggetrokken.
LET OP: Zorg ervoor dat de katheter niet uit het bloedvat komt tijdens het
verwijderen van het insertiestilet.
10. Ga naar D (Algemene stappen).
INSERTIETECHNIEK (4) Procedure voor plaatsing in de vena femoralis
Bij femorale plaatsing moet de patiënt liggend worden geplaatst, en het uiteinde
van de katheter moet ingebracht worden aan de overgang van de vena iliaca met
de vena cava inferior
een verhoogd risico op infectie.
Opmerking: katheters die langer zijn dan 40 cm zijn bedoeld voor insertie
in de vena femoralis.
1. Beoordeel de femorale gebieden rechts en links voor de geschiktheid op
plaatsing van een katheter . Echografi e kan u hierbij helpen.
2.
Aan dezelfde zijde als het insertiegebied moet de knie van de patiënt worden
gebogen en de dij weggedraaid van het lichaam, met de voet over het andere been.
3. Zoek de vena femoralis, posterieur/mediaal van de femorale arterie.
4. Ga naar A (Algemene stappen).
5. Ga naar B (Algemene stappen) en richt de doorgang lateraal om het risico
op infectie te beperken.
6. Ga naar C (Insertietechniek (1) Percutane plaatsing).
14.5 F Equistream* -katheter - veneuze en arteriële drukwaarden •
250
200
150
100
50
0
300 mL/min
-50
-100
-150
-200
-250
42 cm veneus
19 cm veneus
19 cm arterieel
42 cm arterieel
16 F Equistream* XK -katheter - veneuze en arteriële drukwaarden •
250
200
150
100
50
0
300 mL/min
-50
-100
-150
-200
-250
42 cm veneus
19 cm veneus
19 cm arterieel
42 cm arterieel
16
2
:
. WAARSCHUWING: Bij insertie in de vena femoralis is er
3
4
350 mL/min
400 mL/min
Omgekeerde doorstroomsnelheid
vs. veneuze drukwaarden •
• Zoals blijkt uit
42 cm rechte katheter –
in-vitrotesten, gebruik
Omgekeerde doorstroming
makend van kunstbloed
dat de viscositeit van het
300 mL/min
normale bloed benadert.
140 mmHg
350 mL/min
400 mL/min
Omgekeerde doorstroomsnelheid
vs. veneuze drukwaarden •
• Zoals blijkt uit
in-vitrotesten, gebruik
makend van kunstbloed
300 mL/min
dat de viscositeit van het
normale bloed benadert.
97 mmHg
6
Alle
6.
450 mL/min
500 mL/min
400 mL/min
159 mmHg
450 mL/min
500 mL/min
42 cm rechte katheter –
Omgekeerde doorstroming
500 mL/min
117 mmHg

Publicité

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

Equistream xk

Table des Matières