Appendix A
1
Het apparaat wordt niet door de draadloze netwerkadapter gedetecteerd.
Wanneer het apparaat in de Cliënt‐ of Repeater‐modus is geschakeld maar niet verbonden
is met de uplink‐AP en geen toegang voor draadloze cliënten toestaat, kan het alleen via
een ethernetkabel worden verbonden. Als dit het probleem niet oplost bevindt het
apparaat zich wellicht te ver van het terminal‐apparaat of belemmert een obstakel dat het
draadloze signaal. U kunt het apparaat dichterbij het terminal‐apparaat brengen of een
draadloze repeater toevoegen. Zorg er bovendien voor dat magnetrons,
Bluetooth‐apparaten en mobiele telefoons die WLAN‐signalen onderbreken uit de buurt
van WLAN‐apparaten worden gehouden.
2
De draadloze netwerkadapter maakt geen verbinding met het apparaat.
Sommige oudere draadloze netwerkadapters ondersteunen de WPA2‐authenticatie nog
niet. U kunt de authenticatie en encryptie instellen op WPA‐AES, WPA‐TKIP of WEP.
Het apparaat in de repeater‐ of cliëntmodus maakt geen verbinding met de uplink‐AP,
3
bijvoorbeeld de domestic gateway, voor toegang tot het internet of de verbinding met
het internet wordt regelmatig onderbroken.
Controleer of het apparaat zich in de draadloze signaaldekking van zijn uplink‐apparaat
bevindt. Klik op Site‐onderzoek in de pagina van de Draadloze cliëntfunctie en controleer
of het apparaat sterke draadloze signalen van de uplink‐AP kan vinden of niet.
4
De draadgebonden verbinding met het apparaat is abnormaal.
Controleer de status van de ethernet‐indicator op het apparaat. Als de ethernet‐indicator
uitschakelt, kunt u controleren of de ethernetkabel goed is aangesloten. Als dit het
probleem niet oplost kunt u de ethernetkabel vervangen.
5
Geen toegang tot het internet.
Controleer of de netwerkadapter die met het apparaat is verbonden automatisch een
IP‐adres verkrijgt. Zo niet moet u DHCP voor de domestic gateway instellen of het IP‐adres
van de netwerkadapter en DNS handmatig instellen.
6
Het apparaat kan niet via de webpagina worden geconfigureerd.
Controleer of het IP‐adres van de netwerkadapter en dat van het apparaat zich in
eenzelfde netwerksegment bevinden. Stel het IP‐adres van netwerkadapter
handmatig in het netwerksegment van 192.168.100.2/253 in overeenstemming
met de werkwijze beschreven in Hoofdstuk 5 "Pc‐configuratie en configuratie van
de draadloze verbinding". Kies Netwerkinstellingen > Instellingen van de
LAN‐interface en stel het IP‐adres of het apparaat in op hetzelfde netwerkadres
als dat van de domestic netwerk‐gateway.
7
De WPS‐verbinding mislukt.
Zorg ervoor dat slechts één WPS‐apparaat dat is verbonden met het apparaat de
WPS‐sessie binnen de 2 minuten opstart. Merk een WPS‐verschil op tussen het apparaat
dat dienst doet als uplink‐AP en als downlink‐cliënt apparaat in de repeater‐modus (zie
paragraaf 9.5.2 WPS‐instelling). Verwijs naar Tabel 4.1 voor een beschrijving van de
WPS‐indicatorstatus.
VAAK GESTELDE VRAGEN
81