applicaties kunnen deze applicaties echter wel laten werken op een NAT‐router.
Wanneer een applicatie een verbindingsverzoek naar een trigger‐poort stuurt, zijn de
overeenkomstige poorten geopend voor latere verbinding en het aanbieden van services.
Kies Netwerktoepassing > Poort‐triggering om de pagina van Poort‐triggering op de
display te zien.
Activeer poort‐triggering: als het vakje naast Activeer poort‐triggering niet is
aangevinkt is deze functie uitgeschakeld.
Poort‐triggering time‐out: de time‐out waarde bepaalt de inactiviteitstimer bij de
gespecificeerde ingress‐poort. Bij time‐out van de inactiviteitstimer zal de
ingress‐poort uitschakelen.
Klik op de button Service toevoegen om de pagina van de Poort‐triggering – Services op
de display te zien:
Service‐naam: voer een service‐naam in.
Service‐gebruiker:
Alle: sta iedereen in het gebruikersnetwerk toe de service te gebruiken.
–
Enkel adres: voer het IP‐adres van de netwerkadapter in op de pc. De service
–
is dan alleen toepasselijk op de specifieke netwerkadapter van de pc.
57