Vanguard BW Mode D'emploi page 63

gecontroleerd. Als er desondanks geen temperatuur wordt weergegeven, bestaat de mogelijkheid van
een fout in het temperatuurmeetsysteem. Als er zulke defecten aanwezig zijn, moeten deze verholpen
zijn voordat er HF-energie wordt afgegeven.
44. Met de Vanguard Irrigated Ablation Catheter BW kunnen in combinatie met een compatibele HF-
generator enorme elektrische vermogens worden afgegeven. Zowel de katheter als de neutrale
elektrode dienen vakkundig te worden gehanteerd. Bij niet-naleving kunnen er vooral tijdens het
gebruik van de katheter letsels optreden bij de patiënt en/of de bediener. De patiënt mag tijdens de
energieafgifte in geen geval in aanraking komen met geaarde metalen objecten. Als de temperatuur op
het display van het HF-chirurgieapparaat tijdens het verloop van de ablatie niet hoger wordt, moet de
energie worden uitgeschakeld en moeten de instellingen worden gecontroleerd.
45. Gebruik de Vanguard Irrigated Ablation Catheter BW in combinatie met conventionele systemen (onder
röntgencontrole/fluoroscopie voor de bepaling van de positie van de katheterpunt), of met het
CARTO® EP-navigatiesysteem uiterst voorzichtig, om
perforaties te voorkomen. Het opvoeren van de katheter moet aan de ene kant onder röntgencontrole
gebeuren en aan de andere kant, op grond van de sterkte-eigenschappen van de punt, bijzonder
voorzichtig gebeuren. Het gebruik van bovenmatige kracht bij het opvoeren of terugtrekken moet
worden vermeden.
46. Als de grenswaarde voor de HF-stroom wordt overschreden (stijging van de temperatuur of
impedantie), moet de katheter worden verwijderd en de punt worden gereinigd (bijv. van aangehecht
coagulaat). Bij de reiniging van de hoofdelektrode moet erop worden gelet, dat deze niet wordt
verdraaid of de ligging ervan niet verandert. Daardoor wordt verzekerd dat de elektrode niet los gaat
zitten of beschadigd raakt. Voordat de katheter opnieuw wordt ingebracht moet ervoor worden
gezorgd, dat de spoelopeningen van de hoofdelektrode vrij zijn.
47. Door de aangebrachte HF-stroom tijdens de ablatie bestaat de mogelijkheid, da implanteerbare
pacemakers en implanteerbare cardioverters-defibrillatoren (lCD's) worden beïnvloed. Om het risico
van ongewenste pacemakerfuncties tijdens de ablatie te verkleinen, moeten tijdelijk een externe
pacemaker- en defibrillatorfunctie en mogelijkheden om het pacemakersysteem tijdelijk te
programmeren op een minimaal uitgangsvermogen of systeemuitschakeling aanwezig zijn.
Tijdens de ablatie moet u bijzonder voorzichtig te werk gaan, wanneer deze zeer dicht bij permanente
draden in het boezem- of ventrikelgedeelte wordt uitgevoerd.
De ICD moet in het verloop van de ablatie in de OFF-modus worden geprogrammeerd. Aansluitend op
de ablatie moet bij alle patiënten een volledige analyse voor implanteerbare apparaten worden
uitgevoerd
48. Over de volgende gebeurtenissen is geen kennis aanwezig.
a) Het risico wanneer een anticoagulatietherapie na een katheterablatie wordt afgebroken.
→ voor de betreffende patiënten dient volgens de richtlijnen "ACC/AHA/ESC Guidelines for the
Management of Patients in Atrial Fibrillation" te worden gehandeld voor de anticoagulatietherapie
d) Over de werkzaamheid en veiligheid van de HF-ablatiebehandling van boezemfibrilleren bij
patiënten met een significante linksventriculaire disfunctie, met voortgeschreden hartinsufficiëntie,
met een duidelijke linkszijdige vergroting van de boezem en ziekten die de structuur van het hart
betreffen.
e) Over het langetermijnrisico bij langere fluoroscopie en door HF geïnduceerde, geproduceerde
laesies.
→ bij prepuberale kinderen dient het gebruik grondig te worden overwogen
→ Het risico en nut voor gebruik van de katheter bij asymptomatische patiënten werden niet
onderzocht
49. Voorafgaand aan het gebruik bij de patiënt dient u te controleren of alle bedieningselementen goed
werken.
©Vanguard AG 1000001805_REV_A_25.09.2020
letsels aan het hart, tamponnades en
63