Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
TESTPOORTEN VOOR DRUKMETING VAN
HYDRAULISCH SYSTEEM
Het hydraulische systeem is uitgerust met testpoorten
om, als er problemen optreden in het hydraulische
systeem problemen, de druk in het systeem te
controleren.
Deze testpoorten bevinden zich onder de zitplaats
aan de rechterkant van de machine. Alle tests, tenzij
anders aangegeven, moeten worden uitgevoerd met
hydrauliekolie op normale werktemperatuur.
TESTPOORTEN (afb. 48)
1.
Rijdruk vooruit:
Wanneer de machine is vastgezet, het
motortoerental is ingesteld op het maximum
van 2950 toeren en de voorkant van het
rijpedaal wordt ingedrukt, moet de rijdruk 250
bar zijn.
2.
Rijdruk achteruit:
Wanneer de machine is vastgezet, het
motortoerental is ingesteld op het maximum
van 2950 toeren en de achterkant van het
rijpedaal wordt ingedrukt, moet de rijdruk 250
bar zijn.
3.
Vuldruk:
Wanneer het motortoerental is ingesteld op het
maximum van 2950 toeren en de transmissie-
olie warm is, moet de maximale vuldruk 18 - 26
bar zijn.
4.
Pomphuisdruk:
Wanneer het motortoerental is ingesteld op het
maximum van 2950 toeren, mag de maximale
pomphuisdruk niet hoger zijn dan 1,7 bar
continu.
De maximaal toelaatbare intermitterende
pomphuisdruk tijdens een koude start mag niet
hoger zijn dan 5 bar.
5.
Tegengewichtdruk:
Wanneer de maaieenheden omlaag zijn, draai
dan aan het handwiel van het tegengewicht om
de minimum- en maximumdruk te meten (deze
moet respectievelijk 13,8 en 27,6 bar zijn).
Gebruik tijdens het meten de stuurinrichting of
het rijpedaal niet.
Hefdruk:
Wanneer de bedieningshandels voor de hefarmen
naar achteren staan en de hefarmen volledig omhoog
staan, moet de hefdruk 187 bar (bij minimale
tegengewichtdruk) en 204 bar (bij maximale
tegengewichtdruk) zijn.
OPMERKING: onderhoudswerkzaamheden aan
het hydraulische systeem moeten door een
bevoegd onderhoudsmonteur worden uitgevoerd.
NL
PRISES DE PRESSION DU CIRCUIT
HYDRAULIQUE
S'il y a des problèmes avec le circuit hydraulique,
vérifier les pressions par les prises de pression. Elles
sont situées sous le siège, du côté gauche de la
machine.
PRISES DE PRESSION (fig. 48)
1.
Pression de transmission avant:
La machine immobile et le régime moteur réglé
au maximum de 2950 t/mn et la pédale
d'avancement en marche avant la pression doit
être de 250 bars.
2.
Pression de transmission arrière:
La machine immobile et le régime moteur réglé
au maximum de 2950v t/mn et la pédale
d'avancement en marche arrière la pression
doit être de 250 bars.
3.
Pression de gavage:
Le régime moteur étant réglé au maximum de
2950 t/mn et l'huile de transmission étant
chaude on doit obtenir une pression maximum
de 18 - 26 bars.
4.
Pression du carter de pompe:
Le régime moteur étant réglé à la vitesse
maximum de 2950 t/mn la pression maximum
du carter de pompe ne doit pas excéder 1,7 bar
en continu. La pression maximum du carter en
intermitence en démarrage à froid ne doit pas
excéder 5 bars.
5.
Pression du contre-poids:
Les éléments de coupe étant abaissés régler la
commande de contre-poids pour vérifier les
pressions minimum et maximum. Elles doivent
être entre 13,8 et 27,6 bars. Au cours de la l
lecture ne pas actionner la direction ou la
pédale d'avancement.
Pression de relevage :
Les leviers de relevage étant maintenus en
position relevée et l'élément de coupe étant
complètement relevé la pression doit être:
(a)
Avec le réglage de contre-poids au
minimum 187 bars.
(b)
Avec le réglage de contre-poids au
maximum 204 bars.
NOTE: tout entretien du circuit hydraulique ne
doit être fait que par des personnes compétentes.
F
GB-NL-F-65
Publicité
Chapitres
