NL
MAAIDEK
MAAIHOOGTE
De maaihoogte wordt primair bepaald door drie afstellingsfactoren: casterwielmontage, casterwielafstands-
stukken en maaidekhangpennen. Deze afstellingen kunnen in iedere willekeurige volgorde worden verricht maar
moeten aan weerszijden van het maaidek identiek zijn. Raadpleeg de hierin opgenomen maaihoogtetabel voor
specifieke afstellingen.
N.B. Maaihoogteverandering of het servicen van een maaidek mag nooit worden uitgevoerd zonder eerst de
krachtafnemer uit te schakelen en de motor stil te zetten.
1. Casterwielmontage - De
casterwielmontagebeugels kunnen op twee
verschillende punten worden bevestigd aan
maaidekmontageplaten (P). Kies de HOGE of
LAGE montagepositie voor de twee
maaihoogtebereikswaarden.
NL-20
RANSOMES 700 Serie EC Tractors
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
2. Casterwielafstandsstukken - De
afstandsstukken kunnen vanonder naar boven
draaispindel (E) worden verplaatst om relatief
kleine veranderingen in de maaihoogte te
bereiken.
a) Verwijder snelsluitpen (Q) van de bovenkant van
de casterwielas en haal het wiel volledig van
draaispindel (E) af.
b) Kies de nodige afstandsstukken en plaats ze op
de wieldraaias.
c) Zet de as weer in de draaispindel.
d) Plaats de overblijvende afstandsstukken op de as
boven draaispindel (E) en breng de snelsluitpen
weer aan.