Textron Ransomes Frontline 728 Manuel De L'opérateur Et De Sécurité page 62

NL
VEILIGHEID
BEDIENINGSVEILIGHEID
Algemene aanwijzingen:
1. Verander de regulateurinstelling van de motor niet en
vermijd een te hoog motortoerental.
2. Vervoer geen passagiers op de machine, met name
kleine kinderen, aangezien ze er kunnen afvallen en
mogelijk ernstige verwond raken, of veilige bediening
hinderen.
3. Wees extra voorzichtig tijdens het laden/afladen van
de machine op/van een trailer of truck.
4. Transporteer de machine niet terwijl het
maaimechanisme draait.
5. Houd u aan plaatselijke verkeersvoorschriften en
neem u goed in acht wanneer u zich op of nabij de
openbare weg bevindt.
6. Bedien de machine nooit in een besloten ruimte.
7. Zet uw voet nooit op de grond terwijl u de machine
bedient.
8. Zorg dat u zich nooit aan de grasuitworpkant van de
machine bevindt zolang de motor loopt. Richt de
uitworp nooit op omstanders. Stop de operationele
werking wanneer iemand de machine nadert.
Stoppen:
1. Schakel de meswerking uit wanneer niet wordt
gemaaid.
2. Stop niet plotseling terwijl het maaidek in de
omhoogstand staat.
3. Indien een voorwerp wordt geraakt, stop dan en zet
de motor stil. Wacht tot de maaimessen niet meer
draaien. Controleer op schade en vervang alle
beschadigde onderdelen alvorens het werk te
hervatten.
4. Alvorens de machine te verlaten moet het volgende
worden gedaan:
- zet de krachtafneemschakelaar in de uit-stand.
- schakel de motor uit en verwijder de
contactsleutel.
- trek de parkeerrem aan.
Kinderen:
1. Zorg ervoor dat er zich geen kinderen in het
maaigebied bevinden en dat ze, waar van toepassing,
onder supervisie van een andere verantwoordelijke
volwassene blijven.
2. Wees er altijd op bedacht dat kinderen het
maaigebied kunnen binnengaan zodat u de machine
tijdig kunt uitschakelen wanneer dat gebeurt.
3. Voorafgaande aan en tijdens achteruitrijden moet er
voortdurend achter en onder de machine worden
gekeken i.v.m. de mogelijke aanwezigheid van kleine
kinderen.
4. Kinderen mag nooit worden toegestaan om de
machine te bedienen.
NL-4
RANSOMES 700 Serie EC Tractors
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
RIJVEILIGHEID
Algemene aanwijzingen:
1. Verminder de snelheid alvorens te draaien.
2. Schakel de krachtafnemer uit alvorens achteruit te
rijden. Maai nooit in de achteruitstand tenzij
absoluut noodzakelijk, en uitsluitend nadat het
hele gebied achter de machine is gecontroleerd op
veiligheid.
3. Wees extra voorzichtig bij nadering van blinde
hoeken, struiken, bomen of andere obstakels die
het zicht kunnen belemmeren.
4. Let goed op kuilen, stenen, wortels en andere
verborgen gevaren in het werkgebied.
5. Wees attent op dalingen en stijgingen in het
terrein. Vermijd bodemcondities die het glijden van
de machine kunnen veroorzaken.
6. Maai niet in de buurt van steilten, greppels of
taluds.
Speciale voorzichtigheidsmaatregelen voor
maaien op hellingen
1. Plotseling starten of stoppen moet worden
vermeden wanneer heuvelop of heuvelaf
wordt gereden.
2. Handhaaf gelijkmatige voetdruk op de pedaal
wanneer vooruit heuvelaf wordt gereden.
3. Gebruik op hellingen geen grasvanger of andere
grote hulpstukken.
4. Machines met meerijdende bestuurder moeten op
hellingen altijd recht omhoog en omlaag worden
gereden, nooit in de dwarsrichting.
5. Voer nooit wendingen op een helling uit terwijl het
maaidek in de omhoogstand staat.
6. Als de bestuurder zich op een helling
ongemakkelijk of onzeker voelt ten anzien van de
stabiliteit van de machine, moet onmiddellijk met
de bediening worden gestopt.
7. Vermijd hellingen indien het tijdens het maaien
gaat regenen of als de grond los blijkt te zijn. Voer
rustige en regelmatige bewegingen uit om de
stabiliteit te bewaren.
8. Op hellingen dient met een lagere rijsnelheid te
worden gewerkt en nog voorzichtiger dan anders te
worden gemanoeuvreerd, met name tijdens het
draaien, om kantelen en verlies van de macht over
het stuur te voorkomen.
9. Ervaren bestuurders zijn mogelijk in staat om de
machine veilig te bedienen waar sprake is van een
wat grotere hellingshoek. De uiteindelijke
verantwoorlijkheid voor veilige werking op hellingen
berust bij de bestuurder.