Afb.
g
Monteer de looprailverbinder (6) met de hoek-
verbindingsprofielen (20L/20R) op de looprailparen
(14L/14R). Gebruik hiervoor twee bouten (S17).
Afb.
j
Monteer voor de plafondophanging de hoek-
rails (31 of 32) elk met twee bouten en moeren (S6 +
S12) aan de hoekverbindingsprofielen (20L/20R) van
de beide looprailparen (14L/14R). Gebruik daarna de
bouten (S8) en bijbehorende pluggen (S9) voor het
monteren van de plafondophanging aan het garage-
plafond.
Verder zijn de montagestappen voor wandmonta-
ge en plafondmontage identiek.
Afb.
k
De diagonalen van beide horizontale deur-
looprails opmeten. Kies hiervoor aan beide zijden de-
zelfde referentiepunten. De beide diagonalen moeten
dezelfde waarde hebben, zodat een wrijvingsarme
deurloop is gewaarborgd. Controleer ook de horizon-
tale uitlijning van de looprailparen met een waterpas
en daarna pas de bouten van de ophanging en die bij
het vormeindstuk (16L/16R) aanhalen.
Afb.
l
Twee plafondophangingen voorbereiden. Hier-
voor een hoekrail (31 of 32) in de geleiding van de
LS-ophanging (19) schuiven.
Afb.
m
Bij het looprailpaar (14L/14R) een voorberei-
de plafondophanging steken, door deze in het mid-
den op het looprailpaar (14L/14R) te plaatsen en in
positie te draaien.
Afb.
n
Controleer het looprailpaar (14L/14R) op
eventuele verdraaiingen en monteer daarna de pla-
fondophangingen aan het garageplafond met de bou-
ten (S8) evenals de bijbehorende pluggen (S9).
Afb.
o
Vanaf BRH = 2126 mm is een extra pla-
fondophanging van de looprails noodzakelijk. Mon-
teer hiervoor nog een extra hoekrail (31 of 32) als
plafondophanging op de verbindingsplaat (18) van
beide looprailparen (14L/14R), gebruik de bouten en
moeren (S6 + S12).
Afb.
p
Bij stabiliteitsproblemen bij de achterste pla-
fondophanging of bij garageafmetingen BRH
≥ 2126 mm, resp. BRB ≥ 3530 mm, een extra diago-
naalschoor inbouwen. Gebruik hiervoor een C-profiel-
rail (27) met aansluithoekprofiel (28).
Afb.
q
Bij alle plafondophangingen het naar onder
uitstekende deel afzagen met een zaag.
4.4.5 Instellen van de looprollen
Afb.
a
, pagina A9. De bouten van beide transport-
hoekprofielen langzaam losdraaien en het deurblad
voorzichtig laten zakken. Afb.
transporthoekprofielen volledig en recycle ze. De los-
gedraaide bout weer plaatsen.
Hierbij de volgende instellingen voor de
verschillende deuraandrijvingstypen
aanhouden.
Afb.
c
en Afb.
d
De moer (S12) van rollenbok (88L/
88R) iets losdraaien, om de rol (105L/105R) te kun-
nen instellen. De rol (105L/105R) bij de rollen-
bok (88L/88R) op basis van het betreffende aandrijf-
type als volgt instellen:
Deze montage-, bedienings- en onderhoudshandleiding moet tijdens de gehele gebruiksduur worden bewaard!
b
Verwijder daarna de
Plafondaandrijving: Positioneer de looprolmiddel-
punten ca. 25 mm naar boven verzet t.o.v. de binnen-
kant van het vormeindstuk.
Handbediening,
evenals
Positioneer de looprolmiddelpunten gecentreerd t.o.v.
de binnenkant van het vormeindstuk.
De overige montagestappen van de
NovoPort-aandrijving kunt u vinden in de
montagehandleiding voor de NovoPort-
aandrijving.
Afb.
e
Voor het instellen van de looprol (56) bij de
deurscharnieren (48) de bout (56a) losdraaien.
Afb.
f
Handbediening, evenals plafondaandrijf-
eenheid: Alle looprollen (56) zo instellen, dat het
deursegment een afstand van ca. 1,5 - 2 mm heeft
t.o.v. het slijtprofiel (rollen wegtrekken in pijlrichting).
Afb.
g
Novoport-aandrijving: De looprollen (56) zo
instellen als eerder is beschreven. De bovenste loop-
rol (56) aan de NovoPort-zijde omgekeerd instellen,
om het deurblad van de slijtkant weg te trekken.
Zorg dat de looprollen met de hand kunnen worden
gedraaid.
4.4.6 Montage van de muurankers
Afb.
a
, pagina A11. Het deurblad optillen en het
naar de eindstand schuiven. Beveilig het deurblad
aan beide kanten tegen vallen.
Afb.
b
De drie bouten (S11) bij beide vormeindstuk-
ken (16L/16R) aanhalen.
Afb.
c
Verwijder de borgclip (15) bij het onderste
veerophanging (5) en bewaar deze. Het sleufgat van
het verenpakket (11) in de onderste veerophan-
ging (5) losmaken. De trekveer aan de kant hangen,
voor vrije toegang tijdens de verdere montage.
Vóór het monteren van de muurankers (7), de aan-
slagbreedte en de conditie van de ankerpunten in het
metselwerk controleren.
Afhankelijk van de aanslagbreedte en de conditie
monteert u de muurankers (7) met de schroeven (S6
+ S12) als volgt:
Afb.
d
, pagina A11. De aanslagbreedte is groter
dan 120 mm. Plaats de muurankers (7) buiten op het
kozijnprofiel.
Afb.
e
De aanslagbreedte ligt tussen 45 mm en
120 mm. De muurankers (7) binnen in het kozijnpro-
fiel.
LET OP
Belemmering van de werking van de
trekveren!
Plaats de moeren (S12) in geen geval
aan de binnenkant. Dit leidt tot een be-
lemmering van de werking van de trek-
veren!
NovoPort-aandrijving:
NL - 45