Table des Matières
Publicité
It
aPertUre Per Il PassaGGIO
delle artIcOlazIOnI
Nel caso si renda necessario praticare le aperture (1) nella
traversa posteriore del veicolo per il passaggio delle arti-
colazioni e delle aste dei cilindri rotazione, queste possono
essere determinate direttamente al montaggio ponendo
la traversa della sponda in posizione di fissaggio rispetto
al profilo inferiore del telaio del veicolo oppure possono
essere determinate per via teorica utilizzando le tabelle
delle aperture (vedi pagine seguenti).
Nelle tabelle, in funzione del modello di Sponda monta-
carichi, e in funzione della quota (A) (vedi pag. 20÷27)
sono rilevabili le quote (x e y) che determinano il contatto
fra il fascione stesso e i bracci della sponda (x) e fra il
fascione e le aste dei cilindri rotazione (y).
Tali valori (x e y), qualora si voglia lasciare un certo spazio
fra il fascione del veicolo e i bracci della sponda e fra il
fascione del veicolo e i cilindri rotazione, vanno diminuiti
opportunamente.
Supponendo di dovere montare una sponda f3CL 20 H
una quota (A) pari a 450 mm; dovremo tagliare il fascione
del veicolo fino a ~130 mm dal bordo del cassone per fare
passare i bracci (x) e fino a ~120 mm per il passaggio dei
cilindri rotazione (y).
66
Nl
OPenInGen vOOr de
verBIndInGsstUKKen
Indien nodig kunt u openingen (1) maken in de achterste
dwarsbalk van het voertuig voor de verbindingsstukken en
stangen van de rotatiecilinders; deze openingen kunnen
bepaald worden tijdens de montage door de dwarsbalk
van de laadklep in monteerpositie te plaatsen tegen de
dwarsbalk van het chassis van het voertuig. U kunt de
posities van de openingen ook theoretisch bepalen met
behulp van de tabellen (zie de volgende pagina's).
Uit deze tabellen kunt u, al naar gelang het model laadklep
en de waarde "A" (zie pag. 20÷27), de waarden (x en y,)
herleiden die het contact bepalen tussen de dwarsbalk
en de armen van de laadklep (x) en tussen de dwarsbalk
en de stangen van de rotatiecilinder (y).
Deze waarden (x en y) worden verkleind indien u meer
ruimte wil laten tussen de dwarsbalk van het voertuig en
de armen van de laadklep en tussen de dwarsbalk en de
rotatiecilinders.
Indien een laadklep van het type f3CL 20 H met een
waarde A gelijk aan 450 mm. gemonteerd moet worden,
dient de dwarsbalk van het voertuig ingekort te worden tot
aan ~130 mm vanaf de rand van het voertuig om de armen
(x) te plaatsen. De dwarsbalk moet ingekort worden tot aan
~120 mm om de rotatiecilinders (y) te kunnen plaatsen.
Fr
OUvertUres POUr le PassaGe
des artIcUlatIOns
Dans le cas où il est nécessaire de pratiquer les ouvertures
(1) sur la traverse postérieure du véhicule pour le passage
des articulations et des tiges des vérins de rotation,
celles-ci peuvent être directement prévues au moment du
montage en plaçant la traverse en position de fixation par
rapport au profil inférieur du châssis du véhicule, ou bien
elles peuvent être établies de manière théorique en utilisant
les tableaux des ouvertures (voir pages suivantes).
A partir des tableaux, en fonction du modèle de hayon
élévateur, et en fonction de la valeur (A) (voir page
20÷27), il est possible de déterminer les valeurs (x et y)
qui déterminent le contact entre le bord du véhicule et les
bras du hayon (x) et entre le bord du véhicule et les tiges
des cylindres de rotation (y).
Ces valeurs (x et y), dans le cas où l'on souhaite laisser un
espace entre le bord du véhicule et les bras du hayon et
entre le bord du véhicule et les vérins de rotation, doivent
être diminuées en conséquence.
Supposant devoir monter un hayon f3CL 20 H pour une
valeur (A) égale à 450 mm, il sera nécessaire de couper
le bord du véhicule jusqu'à environ ~130 mm du bord du
caisson pour faire passer les bras (x) et jusqu'à environ
~120mm pour le passage des vérins de rotation (y).
Publicité
Table des Matières
