8. RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN vAST TE STELLEN
PROBLEMEN
1. Met de sleutel in
de stand «DRAAIEN»
brandt het lampje of
het dashboard niet
2. De sleutel staat in
de stand «START»,
het lampje knippert en
de startmotor draait
niet
3. Met de sleutel in
de stand «START»,
brandt het lampje of
het dashboard, maar
draait de startmotor
niet
4. De sleutel staat
in de «DRAAIEN»
stand, de startmotor
draait maar de motor
slaat niet aan
NL
30
MOGELIJKE OORZAAK
De bescherming van de elektronische
kaart is in werking getreden doordat:
– de accu niet goed is aangesloten
– de polen van de accu zijn omgewisseld
– de accu is leeg
– de zekering is doorgebrand
– de kaart nat is
– er geen toestemming tot starten is
gegeven
– de accu niet goed is opgeladen
– storing van het startrelais
– de accu niet goed is opgeladen
– te weinig benzineaanvoer
– er een defect in de ontsteking is
opgetreden
OPLOSSING
Zet de sleutel in de stand «STOP» en
zoek de oorzaak:
– controleer de aansluitingen (
– controleer de aansluitingen (
– laad de accu opnieuw op (
– vervang de zekering (10 A) (
– drogen met lauw/warme lucht
– controleer of de toelatingsvoorwaarden
worden gerespecteerd (
– laad de accu opnieuw op (
– contacteer uw Verkoper
– laad de accu opnieuw op (
– controleer het niveau in de benzinetank
(
5.3.3)
– draai de benzinekraan open (indien
voorzien) (
5.4.1)
– controleer de benzinefilter
– controleer of de bougiekap juist
bevestigd is
– controleer of de elektroden niet vuil zijn
en of hun onderlinge afstand juist is
3.4)
3.4)
6.2.3)
6.3.5)
5.2.a)
6.2.3)
6.2.3)