Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

16. Opsporen van fouten

Opsporen van fouten bij problemen met de alarmcentrale
De alarminstallatie kan niet scherp geschakeld worden. Verzeker uzelf ervan, dat geen sensor geactiveerd is. Dit kunt u
De alarminstallatie kan niet scherp geschakeld worden, U moet het systeem nog een keer onscherp schakelen
hoewel geen sensor geactiveerd is en de LED
„ARM" (8) niet brandt.
Waarom knippert de LED „ARM" (8)?
Hoe kan ik te allen tijde de programmeermodus
beëindigen?
Als een sensor geactiveerd wordt, dan klinkt de
interne sirene, hoewel de alarminstallatie niet
scherp geschakeld is.
Als het alarm geactiveerd is, worden de
geprogrammeerde telefoonnummers niet gebeld.
Kort voor het opbellen van het laatste nummer
wordt gestopt.
De alarminstallatie geeft geen alarm, noch via
pieptoon noch via de interne sirene, er branden
alleen de „Zone status-LEDs"
De alarminstallatie bevindt zich in scherp
geschakelde toestand, echter wordt bij sensor-
activering noch alarm gemeld noch de
telefoonnummers gebeld.
Opsporen van fouten bij problemen met de sensoren
De radio-bewegingsmelder wordt
continu geactiveerd vals alarm uit.
Na montage van de radio-deur-/raammelders - Verzeker uzelf ervan, dat de magneet exact en aan
werkt deze niet meer.
snel met behulp van de „Zone status-LEDs" (1) controleren,
geen enkele mag knipperen.
door het invoeren van de mastercode of via de radio-
afstandsbediening.
Dit betekent, dat u noodoproep-telefoonnummers geprogram-
meerd heeft. Zie hiervoor het hoofdstuk „10.2
Programmering van de telefoonnummers".
Druk op de toets „PROG" (12)
U heeft deze sensor voor de alarmering via interne sirene
aangeleerd, in plaats van alarmering via pieptoon.
Zie hiervoor het hoofdstuk „14.1 Instellingen van de akoestische
alarmering".
De alarminstallatie stopt met het bellen van de overige
telefoonnummers, zodra deze onscherp geschakeld wordt, b.v.
door iemand die door de alarminstallatie opgebeld werd.
U heeft de „Moduskeuzeschakelaar" (13) in de positie II gezet,
dit deactiveert de interne signaalgever. Zet de „Moduskeuze-
schakelaar" (13) in de positie I.
Zie hiervoor het hoofdstuk
„14.3 Alarmzones (bypass-zones) ".
Verzeker uzelf ervan, dat de radio-bewegingsmelder
niet aan dire
aling van zonlicht blootgesteld is.
cte instr
Reduceer bovendien de gevoeligheid van de bewe-
gingsherkenning.
de juiste zijde van radio-deur-/raammelder
gemonteerd werd.
- Verzeker uzelf ervan, dat zich de magneetsensor in
reikwijdte van de alarmcentrale bevindt. Neem hier-
voor de sensor weg, breng deze in de buurt van de
alarmcentrale en bedien hem.
- Verzeker uzelf ervan, dat de radio-reikwijdte van de
sensor niet negatief beïnvloed wordt (b.v. door
metalen voorwerpen of afdekkingen, betonplafonds,
spiegels etc.)
177

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières