Omgang Met De Alarminstallatie; Alarminstallatie Onscherp Geschakeld - Conrad 75 13 64 Notice D'emploi

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

• Druk op de toets „ARM" (3). U hoort een pieptoon.
• Voer de „duresscode" in. De pieptoon stopt en de interne alarmkiezer begint het op geheugenplaats 1
ingestelde telefoonnummer te bellen.
• De opgeroepen abonnee neemt de hoorn op en na enige tijd (afhankelijk van de telefooninstallatie tot
een aantal seconden) wordt een ingesproken boodschap afgespeeld
• Nadat de gesproken noodoproep melding een bepaald aantal keren afgespeeld werd (afhankelijk van
het aantal ingestelde herhalingspogingen) wordt de opgebelde deelnemer gevraagd het wachtwoord in
te voeren.
• De opgebelde deelnemer moet nu de mastercode of de secundaire veiligheidscode invoeren. Bij cor-
recte invoer wordt de melding „Invoer geaccepteerd" weergegeven. Bij foutieve invoer „Invoerfout".
• Om het gesprek te beëindigen, moet de opgebelde deelnemer de toets [0] en vervolgens de toets [#]
op zijn telefoon drukken.
• De interne alarmkiezer belt nu het volgende geprogrammeerde telefoonnummer.
Zie hiervoor ook het hoofdstuk „12. Gedrag bij telefonische oproep in geval van alarm".

11. Omgang met de alarminstallatie

11.1 Alarminstallatie onscherp geschakeld

Is de alarminstallatie onscherp geschakeld, dan brandt de LED „ARM" (8) niet.
Is de alarminstallatie onscherp geschakeld (zie hiervoor ook "11.4 Onscherp schakelen van de alarmin-
stallatie"), dan meldt de alarminstallatie welke sensor geactiveerd werd, dit door het weergeven van een
gesproken melding, een pieptoon klinkt en de LED voor de betreffende zone knippert.
Principieel moet op het volgende worden gelet:
a) Het aantal weergegeven pieptonen is de zone van de geactiveerde sensor (1 x pieptoon = zone 1).
b) Het knipperen van de LED geeft het sensornummer van de geactiveerde sensor weer (1 x knipperen
= sensor 1, 2 x knipperen = sensor 2).
c) De gesproken melding deelt u de zone en het sensornummer van de geactiveerde sensor mee (b.v.
„Zone 1 sensor 1 geactiveerd").
Let a.u.b. op, dat binnen elke zone twee sensoren geprogrammeerd kunnen worden.
In totaal zijn er vijf zones, er kunnen dus maximaal 10 sensoren geprogrammeerd
worden. Zie hiervoor ook het hoofdstuk „14.5.1 Sensor geheugenplaats handleiding"
en het hoofdstuk „14.5.2 Sensor aanleren".
Wordt een radio-deur-/raammelder geactiveerd (b.v. raam open, deur open), dan wordt de gesproken
melding, de pieptoon en het knipperen van de LED zolang weergegeven, tot de sensor weer in de geslo-
ten positie wordt gezet (b.v. raam gesloten, deur gesloten).
Wordt een radio-watermelder geactiveerd, dan wordt de gesproken melding, de pieptoon en het knippe-
ren van de LED zolang weergegeven tot de sensor weer gedeactiveerd wordt.
155

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières