Integra OSV II Lumbar Valve Systems Mode D'emploi page 30

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 8
Plaatsing de lumbale katheter
Waarschuwing : Gebruik geen bacitracine-oplossing om de katheter en leidraad te spoelen omdat het de invoer en verwijdering van de
leidraad kan bemoeilijken. Gebruik enkel een steriele zoutoplossing om de katheter en leidraad te spoelen.
1.
Naar keuze van de arts een 2 cm incisie maken voorafgaand aan insertie van de Tuohy naald.
2. Sluit een spuit aan op de Luer-lock hub van de geleidedraaddispenser en spoel de geleidedraad met een steriele zoutoplossing.
3.
Breng de Luer connector in de katheter in. Spuit een spuit aan op de adapter en spoel de katheter met steriele zoutoplossing.
4. Breng de geleidedraad met de PTFE-gecoate tip eerst in de katheter.
5. Breng de Tuohy naald met obturator aan in de subarachnoïde ruimte. Breng de naald met de afgeschuinde kant omhoog voor
plaatsing van de katheter in de richting van het hoofd; de afgeschuinde kant naar beneden voor de omgekeerde richting.
6. Om te controleren dat het lumen van de naald de subarachnoïde ruimte binnen is gegaan, de obturator langzaam terugtrek-
ken tot CSF zichtbaar wordt. Als dat niet het geval is de obturator opnieuw inbrengen en de naald herpositioneren.
7.
Controleer of de naald correct geplaatst is. Verwijder dan de obturator en breng de katheter en geleidedraad door de naald
in tot het gewenste lumbale niveau.
8. Verwijder de Luer connector en trek de naald over het einde van de katheter terug.
Cave: Om schade aan de katheter te voorkomen de katheter niet terugterkken als hij in de naald is ingebracht. Als de kathe-
ter moet worden verwijderd de naald en katheter tegelijk terugtrekken.
9. Verwijder de geleidedraad. Cave: Om schade aan de katheter te voorkomen de geleidedraad pas na verwijdering van de
Tuohy naald terugtrekken.
10. Sluit een spuit met de bijgeleverde Luer connector op de lumbale katheter aan en aspireer 2 tot 3 ml CSF om mogelijke
weefselresten uit het CSF te elimineren.
11. Klem de lumbale katheter bij de incisie af.
12. Veranker de lumbale katheter aan de fascia met de hechtklem.
13. Met een tunneler of een ander geschikt instrument de lumbale katheter subcutaan van achter naar de vorige incisie bren-
gen. Kort de katheter deze keer niet in.
Plaatsen van de klep
1.
Het klepsystem vullen met een steriele pyrogeen vrije zoutoplossing door zachte aanzuiging via de distale katheder.
2. Maak door stomp afprepareren een kleine pocket onder de huid om onnodige trekkracht op de drainage katheter te vermij-
den tijdens het plaatsen van de shunt.
3.
Knip het vrije (output) einde van de lumbale katheter op de gewenste lengte. Sluit de lumbale katheter aan op de tubing van
de klep met de stepdown connector, plaats het kleine einde in de lumbale katheter. Voor gemakkelijk aansluiten de geleide-
draad door de stepdown connector opvoeren en een klein stukje in het distale einde van de katheter. Schuif de katheter op
de connector en verwijder de geleidedraad.
4. Zet alle aansluitingen goed vast met niet-resorbeerbaar hechtingen, en zet de katheter vast op onderliggende fascia.
5. Om de doorgankelijkheid van de klep te checken de klem van de lumbale katheter losmaken en de lucht uit het systeem
verwijderen door CSF door de katheter te laten stromen.
6. Waarschuwing: Voordat de distale katheter in de buikholte wordt geplaatst, moet worden gecontroleerd hoe de CSV uit het
uiteinde van de distale katheter loopt, en dus de doorlaatbaarheid van het systeem.
N.B. :
• De CSV kan langzamer druppels vormen dan bij conventionele systemen met verschildruk wegens het beginsel
van de variabele weerstand van de OSV II Lumbale Klep.
• Bij kinderen moet met het oog op hun groei voldoende lengte van de drainagekatheter worden over gelaten in
de buikholte.
7.
De drainagekatheter in de peratoneale holte doen met behulp van een trocart of een standaard techniek voor laparotomie
die past bij de ervaring van de chirurg.
8. Sluit de oppervlakkige fascia en huid op de gebruikelijke wijze.
NB – Direct na het implantaat moet een röntgenfoto worden gemaakt. Deze opname kan handig zijn om later vast te kunnen
stellen of het systeem van plaats is veranderd.
Cave: Bij afname of infusie van een oplossing met de antichambre, moeten 25G of kleinere afgeschuinde naalden worden ge-
bruikt. Opletten dat de siliconen niet scheuren wanneer de naald wordt ingebracht of verwijderd. Voorkom dat meerdere malen
op dezelfde plek wordt geprikt. Gelet op de bovenstaande aanbevelingen, kan de voorkamer tegen 40 prikken.
Waarschuwing: Geen sterke druk op het klepsysteem uitoefenen. Hierdoor kan de klep beschadigen.
MRI VEILIGHEIDSINFORMATIE
Niet-klinische tests hebben aangetoond dat de onderdelen van het Kleppensysteem OSV II MR-afhankelijk zijn. Een patiënt met
dit toestel kan veilig gescand worden in een MR-systeem dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
• Statisch magnetisch veld van 3.0 T of minder
• Maximum ruimtelijke veldgradiënt (helling) van 3500 gauss/cm (35 T/m)
• Maximum gerapporteerde MR-systeem, het hele lichaam had gemiddeld een specifieke absorptiegraad (SAR) van 4 W/kg
(Eerste Niveau Gecontroleerde Modus)
Neem geen niet-geïmplanteerde onderdelen gebruikt om te helpen bij het invoeren van het shunttoestel zoals stiletten en cath-
eterbegeleiding in de MR-omgeving. Ze zijn niet geëvalueerd geworden op veiligheid in de MR-omgeving.
In de scanomstandigheden hierboven gedefinieerd wordt verwacht dat het toestel een maximum temperatuursverhoging pro-
duceert van minder dan 0.4 ºC na 15 minuten continu scannen.
Bij niet-klinische tests breidt het beeldartefact veroorzaakt door het Kleppensysteem OSV II zich uit met ongeveer 10 mm vanaf
het toestel als een beeld gemaakt wordt met een gradiënt (helling) echo impulsreeks en een 3.0 T MRI-systeem.
30
Nederlands

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières