Installatie En Inbedrijfstelling; Richtlijnen En Normen; Controles Voor Aanvang Van De Montage; Montage - Greifzug tirak XA 300 P Mode D'emploi

Verdere originele Greifzug toebehoren: zie ' 6 Optionele
toebehoren' op pagina 8.
De exploitant of de installatiefabrikant is verantwoordelijk voor de
keuze en het gebruik van accessoires die geschikt zijn voor
gebruik onder de gegeven plaatselijke omstandigheden. Verdere
voorschriften in de toepasselijke wet- en regelgevingen moeten
in acht worden genomen.
9

Installatie en inbedrijfstelling

9.1

Richtlijnen en normen

De volgende richtlijnen en normen moeten in acht genomen en
opgevolgd worden:

Machinerichtlijn 2006/42/EG

DIN EN ISO 12100

DIN EN ISO 4414

DIN EN 983

Machines voor het hijsen van personen of van personen en
goederen (personentransport):
EN 1808, EN 1808:1999/prA1:2008

Machines voor het hijsen van lasten (materiaaltransport):
EN 14492
De exploitant of de installatiefabrikant is er verantwoordelijk voor
dat de machine binnen de in deze gebruiksaanwijzing
aangegeven limieten wordt gebruikt. De bovengenoemde
richtlijnen en normen evenals EN ISO 14121 moeten ook door de
exploitant of installatiefabrikant van de machine in acht worden
genomen waarin deze machine wordt gemonteerd.
9.2 Controles voor aanvang van de

montage

Controle van de aanslagmiddelen, omkeerrollen
en bevestigingspunten
– Controleer of de omkeerrol, de aanslagmiddelen en de op
locatie aanwezige bevestigingspunten het vereiste
draagvermogen hebben, zie ' 4.9 Verhoging van het
draagvermogen' op pagina 8.
Voor de berekening van het noodzakelijke draagvermogen
moet de maximaal mogelijke nominale last met de factor 4
(bedrijfscoëfficiënt) vermenigvuldigd worden.
Controleren van de inbouwplaats
– Controleer of een vakkundige montage van de lier door
andere componenten wordt belemmerd. De noodzakelijke
inbouwruimte volgens afb. 4 op pagina IX en tabel 1 op
pagina III in acht nemen. In de inbouwruimte mogen geen
componenten met scherpe punten of randen aanwezig zijn.
Rev. 08/2010
Montage- en bedieningshandleiding
– Controleer of door de bevestiging geen typeplaatjes (zie
afb. 4 op pagina IX) worden bedekt. Evt. uitsparingen in de
bevestiging inplannen.
– Controleer of de lier zo bevestigd kann worden dat de kabel in
trekrichting loodrecht de lier binnenloopt (afb. 4 op pagina IX).
– Controleer of er een geschikte aansluitmogelijkheid voor het
pneumatisch systeem conform hoofdstuk 'Pneumatische
aansluiting' op pagina 10 op de locatie beschikbaar is.
Controleren van de lier en de accessoires
Lier
– Lier en toebehoren op volledigheid controleren (zie ' 3.2
Omvang van de levering' op pagina 4 en ' 4.2
Componenten/bouwgroepen' op pagina 6).
– Behuizing op schade controleren.
Kabel
– Controleren of de diameter en de bouwwijze van de kabel
bij de lier passen, zie tabel 1, op pagina III.
Wanneer de last niet via vaste inrichtingen ter plaatse geleid
kan worden, moet een verdraaiingsarme kabel met
wartelhaak of een kabelwartel worden gebruikt.
– Controleer of de lengte van de kabel voldoende is: de last
moet veilig tot de begin- en eindpositie verplaatsbaar zijn.
De kabel moet zolang zijn dat bij het neerlaten of loslaten
van de last het losse kabeleinde niet de lier bereikt.
– De kabeleindbevestiging resp. het lastopnamepunt of het
kabeleinde mogen niet in de omkeerrol getrokken worden.
– Kabel over de gehele lengte op herkenbare beschadigingen
controlreen, zie afb. 10 op pagina X.
– Punt van de kabel overeenkomstig afb. 11 op pagina XI
controleren (zie ook ' 15.3 Service en onderhoud, Kabel' op
pagina 17).
Bevestigingsmiddelen
– Controleer of de bouten/schroeven/aanslagmiddelen aan de
specificaties in ' 4.8 Bevestiging' op pagina 8 voldoen.
– Controleer bevestigingspunten, lastbouten en
schroefbevestigingen op beschadigingen.
Slangverbindingen (eindventiel, handventiel)
– Controleer of de lengte voldoende is.
– Slangen over de gehele lengte op herkenbare
beschadigingen en blaasvorming controleren.
9.3 Montage
Voorwaarden
– De montage mag alleen door geschoold personeel
plaatsvinden.
– De werkplek moet voldoende verlicht zijn.
NL–9