2.
Schroef de tankdop (4) los en haal deze van de
opening af.
3.
Schuif de slang van de afzuigpomp voor brandstof
in de brandstoftank en tap de brandstof met be-
hulp van de afzuigpomp voor brandstof volledig af.
4.
Schroef de tankdop (4) er weer op.
16. Onderhoud
m WAARSCHUWING!
Laat reparatie- en onderhoudswerkzaamheden, die
niet in deze gebruikshandleiding beschreven staan, uit-
voeren door een gespecialiseerde werkplaats. Gebruik
uitsluitend originele reserveonderdelen.
m Let op!
Schakel altijd de motor uit en verwijder de bougiestek-
ker voordat u onderhoudswerkzaamheden gaat uitvoe-
ren. Laat de motor afkoelen.
Plaats het product op een vlak, recht oppervlak.
Benodigd gereedschap:
• Opvangbak*
• Veiligheidshandschoenen*
• Trechter*
• Doek*
• 2x steeksleutel SW 12*
• 2x steeksleutel SW 13*
* niet meegeleverd!
16.1 Bowdenkabel afstellen (maaibalk) (afb. 8, 9,)
Aanwijzing:
U kunt de Bowdenkabel van de aandrijfhendel (maai-
balk) (1) afstellen.
1.
Draai de betreffende borgmoer (Bowdenkabel
maaibalk) (1a of 1b) los. Gebruik hierbij twee
steeksleutels SW 12.
2.
Draai de stelschroef in de richting "R" of "L" om
de spanning in de Bowdenkabel te verhogen of te
verlagen. Draai de stelschroef in kleine stapjes en
test de instelling op de aandrijfhendel (maaibalk)
steeds opnieuw.
3.
Als de Bowdenkabel correct is afgesteld, schroeft
u de betreffende borgmoer (Bowdenkabel maai-
balk) (1a of 1b) weer vast.
16.2 Bowdenkabel afstellen (wielen) (afb. 10, 11)
Aanwijzing:
U kunt de Bowdenkabel van de aandrijfhendel (wielen)
(13) afstellen.
1.
Draai de betreffende borgmoer (Bowdenkabel rij-
aandrijving) (13a of 13b) los. Gebruik hierbij twee
steeksleutels SW 12.
2.
Draai de stelschroef in de richting "R" of "L" om
de spanning in de Bowdenkabel te verhogen of te
verlagen. Draai de stelschroef in kleine stapjes en
test de instelling op de aandrijfhendel (maaibalk)
steeds opnieuw.
3.
Als de Bowdenkabel correct is afgesteld, schroeft
u de betreffende borgmoer (Bowdenkabel maai-
balk) (1a of 1b) weer vast.
Aanwijzing:
• De maaier of rijaandrijving mag pas na de helft van
de hendelbeweging in beweging komen.
• De koppelingskabels (bowdenkabels) moeten zon-
der speling worden afgesteld wanneer de koppe-
lingshendel wordt losgelaten. Ze mogen echter niet
te strak gespannen zijn. De koppelingshendel moet
volledig bediend kunnen worden.
16.3 Reinigen van het luchtfilter (12) (afb. 14)
Vervuilde luchtfilters (12) verminderen het motorver-
mogen door een te geringe luchttoevoer naar de car-
burateur. Regelmatige controle is daarom absoluut
noodzakelijk.
Het luchtfilter (12) moet elke 50 bedrijfsuren worden
gecontroleerd en indien nodig worden gereinigd. Bij
een zeer stoffige lucht moet het luchtfilter (12) vaker
worden gecontroleerd.
1.
Verwijder het deksel van het luchtfilter (12).
2.
Reinig het papieren filter alleen met perslucht of
door het uit te kloppen; vervang het filter als het
erg vuil is.
3.
Ga voor de hermontage in omgekeerde volgorde
te werk.
Let op: Reinig het luchtfilter (12) nooit met benzine of
brandbare oplosmiddelen.
16.4 De bougie onderhouden/vervangen (17) (afb.
15)
Controleer de bougie voor de eerste keer na 10 be-
drijfsuren op verontreiniging en reinig deze eventueel
met een koperdraadborstel. Daarna de bougie elke 50
bedrijfsuren onderhouden.
www.scheppach.com
NL | 85