Wilo CRONOLINE-IL-E Série Notice De Montage Et De Mise En Service page 243

Installatie
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-CronoLine-IL-E, CronoTwin-DL-E, CronoBloc-BL-E
17. Zittingvlakken van de as zorgvuldig reinigen.
18. Nieuwe tegenring van de mechanische afdichting met afdich-
tingsmanchet in de afdichtingszitting van de lantaarnflens
duwen. Als smeermiddel kan een in de handel verkrijgbaar afwas-
middel worden gebruikt.
19. Nieuwe O-ring in de groef van de O-ringzitting van het lantaarn-
stuk monteren.
20. Koppelingspasvlakken controleren en indien nodig reinigen en
licht insmeren met olie.
21. Koppelingsschalen met ertussen geplaatste compensatieschijven
op de pompas voormonteren en de voorgemonteerde koppe-
lingsaseenheid voorzichtig in het lantaarnstuk plaatsen.
22. Nieuwe mechanische afdichting op de as plaatsen. Als smeermid-
del kan een in de handel verkrijgbaar afwasmiddel worden
gebruikt.
23. Monteer de waaier met borgring en moer; maak hierbij een con-
tramoer aan de buitenkant van de waaier vast. Beschadigingen
van de mechanische afdichting door kanteling vermijden.
OPMERKING:
Bij alle volgende stappen telkens erop letten welk aanhaalmoment
gebruikt moeten worden voor het betreffende schroefdraadtype (zie
volgende tabel "Aanhaalmomenten schroeven").
24. Voorgemonteerde lantaarneenheid voorzichtig in het pomphuis
plaatsen en vastschroeven. Daarbij de roterende delen aan de
koppeling vasthouden om beschadigingen aan de mechanische
afdichting te voorkomen. Het voorgeschreven aanhaalmoment in
acht nemen.
OPMERKING:
Bij BL-E-pompen ≤ 4 kW moet bij het vastschroeven van de steun-
voet van de pomp ook weer worden gemonteerd.
OPMERKING:
Als een verschildruksensor op de pomp is gemonteerd, deze bij de
bevestiging van de schroeven van het lantaarnstuk opnieuw fixeren.
25. Koppelingsschroeven een beetje losdraaien, voorgemonteerde
koppeling een beetje openen.
26. Motor met geschikt hijswerktuig monteren en de verbinding lan-
taarnstuk-motor vastschroeven.
27. Montagevork (afb. 6, pos. 10) tussen lantaarnstuk en koppeling
schuiven. De montagevork mag geen speling hebben.
28. Koppelingsschroeven eerst een beetje vastdraaien, totdat de
halve koppelingsschalen tegen de compensatieschijven liggen.
Koppeling vervolgens gelijkmatig verder vastschroeven. Daarbij
wordt de voorgeschreven afstand tussen lantaarnstuk en koppe-
ling van 5 mm automatisch met de montagevork ingesteld.
29. Montagevork demonteren.
30. Indien aanwezig, de drukmeetleidingen van de verschildruksensor
monteren.
31. Koppelingsbeveiliging monteren.
32. Elektronicamodule monteren.
33. Netaansluiting en, indien aanwezig, de kabel van de verschildruk-
sensor opnieuw vastklemmen.
OPMERKING:
Maatregelen van de inbedrijfname in acht nemen (hoofdstuk
9 "Inbedrijfname" op pagina 229.
34. Afsluitarmaturen voor en achter de pomp openen.
35. Zekering weer inschakelen.
Nederlands
235