Netspanning; Inbedrijfname; Vullen En Ontluchten; Instelling Van De Pompcapaciteit - Wilo Veroline IP-E Notice De Montage Et De Mise En Service

Masquer les pouces Voir aussi pour Veroline IP-E:
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

l –
GND
(2): aardverbindingen telkens voor ingang 0...10 V en
x
4...20 mA.
+ 24 V (3) (uitgang): gelijkspanning voor een ext.
x
verbruiker/overdrager. Belasting max. 60 mA. De spanning is
kortsluitvast.
Geen parasitaire/vreemde spanning aansluiten; de
OPGELET!
module kan stuk raken.
aux.:geen functie. Niet aangesloten.
x
Aansluiting verschildruksensor:
x
reeds in de fabriek via de kabelschroefverbinding M12 aangeslo-
ten, via (1), (2), (3) overeenkomstig de sensorkabelaanduidingen
(1, 2, 3).
De verschildruksensor moet altijd op de master aangesloten wor
den.
Let erop dat de afscherming in de klemmenkast cor-
OPGELET!
rect aangesloten is.
IN2 extern stuursignaal
x
Kan worden geparametreerd in het „servicemenu". Mogelijke
instellingen: 0-10 V; 2-10 V; 0-20 mA; 4-20 mA
Activering van de aansluitklem in menuniveau „instellingen"
Let erop dat de afscherming in de klemmenkast cor-
OPGELET!
rect aangesloten is.
Ext. off: stuuringang „voorrang UIT" voor een externe, potenti-
x
aalvrije schakelaar.
Bij gesloten contact (vanuit de fabriek overbrugd) is de module
gebruiksklaar.
Bij een open contact is de pomp uitgeschakeld.
Contactbelasting: 24 V DC / 10 mA
Geen parasitaire/ vreemde spanning aansluiten; de
OPGELET!
module kan stuk raken.
SBM (verzamelbedrijfsmelding):
x
potentiaalvrije verzamelbedrijfsmelding (wisselcontact) staat ter
beschikking aan de aansluitklemmen SBM. Contactbelasting:
minimaal toegestaan: 12 V DC, 10 mA,
maximaal toegestaan: 250 V AC, 1 A.
SSM (verzamelstoringsmelding):
x
potentiaalvrije verzamelstoringsmelding (wisselcontact) staat ter
beschikking aan de aansluitklemmen SSM. Contactbelasting:
minimaal toegestaan: 12 V DC, 10 mA,
maximaal toegestaan: 250 V AC, 1 A..
De stuurklemmen 1, 2, 3 GND, 4...20 mA, aux, ext.
OPGELET!
off voldoen aan de eis van PELV-stroomkringen, de
relais aan SELV-stroomkringen (volgens EN 61800-
5-1 / VDE 0160, deel 105).
De optionele IF-module PLR / IF-module LON wordt in de multi-
x
stekker in de klemmenkast gestopt.
PLR/LON: aansluitklemmen van de seriële, digitale GA-interface
(PLR); de aansluiting is beveiligd tegen verdraaien.
DP:dubbelpompbedrijf
De verbinding tussen de beide pompen gebeurt via de dubbele-
pompkabel die zich aan de aansluitklemmen 'MP' in beide klem
menkasten bevindt.
Daarvoor telkens aansluitklemmen 'L' en 'L' en tevens 'H' en 'H'
met elkaar verbinden.
De kabels moeten door de kabelschroefverbindingen M12 wor-
den gevoerd.
De pomp/installatie volgens de voorschriften aarden.
x
Regelwijze ∆p-c en ∆p-v
Werkpunt op de maximum pompkurve
Werkpunt binnen het regelbereik
Instelbereik

8.3 Netspanning

In het algemeen werkt de pomp met 400 V 50 Hz. De gedocumen-
teerde pompkarakteristieken werden bij deze spanning bepaald.
Afwijkende gebruiksomstandigheden leiden tot wijzigingen in de
regelkarakteristiek.
9
Vóór de ingebruikneming moeten de pomp en de module de
omgevingstemperatuur hebben aangenomen.

9.1 Vullen en ontluchten

De installatie op de juiste manier vullen en ontluchten.
x
Om cavitatiegeluiden en -schade te voorkomen, moet een mini-
x
male druk aan de toevoerzijde van de pomp gewaarborgd worden.
Deze minimale toevoerdruk hangt af van de bedrijfssituatie en
het werkpunt van de pomp, en moet daarmee overeenkomend
vastgelegd worden. De wezenlijke parameters voor het bepalen
van de minimale toevoerdruk zijn de NPSH-waarde van de pomp
in zijn werkpunt en de dampdruk van het medium.
Ontlucht de pompen door het lossen van het ontluchtingsventiel
x
(figuur 9, 10, pos. 8.2).
OPGELET!

9.2 Instelling van de pompcapaciteit

De installatie werd ontworpen voor een bepaald werkpunt (vollast-
punt, berekende, maximale behoefte aan verwarmingscapaciteit).
Bij de ingebruikneming moet het pompcapaciteit (de opvoerhoog-
te) ingesteld worden volgens het werkpunt van de installatie. De
fabrieksinstelling komt niet overeen met het voor de installatie
vereiste pompcapaciteit. Ze wordt bepaald aan de hand van het
karakteristiekdiagram van het gekozen pomptype (uit de catalogus
of het gegevensblad). Zie ook figuren 3+ 4.
∆p-c (figuur. 3)
Vanuit het werkpunt naar links tekenen. Doelwaarde HS aflezen en de pomp op deze
waarde instellen.
Vanuit het werkpunt naar links tekenen.
Doelwaarde HS aflezen en de pomp op
deze waarde instellen.
Hmin, Hmax zie typesleutel
Vooraleer aan de pomp te werken, de voedingsspanning
onderbreken. Daarna mag er aan de module pas worden
gewerkt na verloop van 5 minuten, wegens de voor
personen gevaarlijke, nog aanwezige contactspanning
(condensatoren). Controleren of alle aansluitingen (ook
potentiaalvrije contacten) spanningsvrij zijn..

Inbedrijfname

Droog lopen beschadigt de glijringdichting van de
pomp.De verschildruksensor mag niet worden ont-
lucht (gevaar van defect raken).
Naargelang de temperatuur van het medium en de
systeemdruk kan er bij het volledig openen van de ont-
luchtingsschroef heet medium in vloeibare of dampvor-
mige toestand onder druk resp. onder hoge druk spuiten.
Risico van verbranding!
Naargelang de bedrijfstoestand van de pomp resp. de
installatie (de temperatuur van het medium) kan de voll-
edige pomp zeer warm worden.Risico van verbranding
bij aanraking van de pomp!
De minimale volumestroom van 7 % van de maximale
volumestroom mag niet onderschreden worden.Een te
geringe volumestroom kan de glijringdichting beschadi-
gen.
∆p-v (figuur. 4)
Op de regelkarakteristiek tot op de
maximum pompkurve gaan, dan hori
zontaal naar links, doelwaarde HS afle
zen en de pomp op deze waarde instellen
NEDERLANDS
101

Publicité

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

Veroline dp-e

Table des Matières