NL
Insteek-, langs- en hartsneden moeten alleen
worden uitgevoerd door ervaren of opgeleide per-
sonen (20).
GEVAAR!
Levensgevaar door vallende boom!
Wanneer het niet mogelijk is terug te wij-
ken wanneer een boom omvalt, kan dit
leiden tot ernstig tot zelfs dodelijk letsel!
■
Pas met de kapwerkzaamheden be-
ginnen nadat een hindernisvrije
vluchtroute vanaf de vallende boom
is gewaarborgd.
GEVAAR!
Levensgevaar door ongecontroleerd
vallende boom!
Een ongecontroleerd vallende boom kan
ernstig of dodelijk letsel veroorzaken!
■
Om te zorgen dat de boom gecon-
troleerd valt, moet een breuklijst blij-
ven staan tussen de velsnede en de
valkerf; de breedte hiervan moet ca.
1/10 zijn van de stamdikte.
■
Bij wind geen kapwerkzaamheden
uitvoeren.
7.2
Snoeien (21)
Onder snoeien wordt hier verstaan het afzagen
van de takken van een gevelde boom. Let hierbij
op de volgende punten:
■
De kettingzaag tijdens de werkzaamheden
met de aanslagkam tegen de boomstam af-
steunen.
■
Grotere, naar beneden gerichte takken die de
boom ondersteunen voorlopig laten zitten.
■
Kleinere takken in één keer doorzagen.
■
Zaag de takken systematisch één voor één
van de boom (21/a). Zaag eerst de takken af
die u in de weg zitten. Zaag dan de takken af
die spanningen veroorzaken. Zaag als laatste
de dikste tak af aan de basis van de boom.
■
Zaag vrijhangende takken af van de bovenzij-
de (21/b), niet van de onderzijde.
■
Opletten op onder spanning staande takken;
deze van onderaf naar boven toe doorzagen
(21/c), om te voorkomen dat de kettingzaag
vastklemt.
74
7.3
Boom afkorten (22 - 25)
Onder afkorten wordt hier verstaan het in stukken
zagen van de gevelde boom. Let hierbij op de
volgende punten:
■
Zorg ervoor dat u stevig staat en uw li-
chaamsgewicht gelijkmatig verdeelt over bei-
de voeten. Indien mogelijk, moet de stam
worden ondersteund door takken, balken of
wiggen.
■
Op een hellende locatie altijd van bovenaf
ten opzichte van de boomstam werken, om-
dat de boomstam kan wegrollen (22).
■
De kettingzaag zo hanteren dat er zich geen
lichaamsdelen bevinden in de verlengde
zwenkzone van de zaagketting.
■
De aanslagkam pal naast de snijkant plaat-
sen en de kettingzaag rondom dit punt draai-
en. Aan het einde van de zaagsnede niet lan-
ger druk uitoefenen.
■
Om de volledige controle te houden over de
kettingzaag, moet u aan het einde van de
snede de druk op de zaag verminderen, zon-
der daarbij de handgrepen van de ketting-
zaag minder stevig vast te houden.
■
Erop letten dat de zaagketting niet tegen de
bodem komt.
■
Wacht na het beëindigen van de zaagsnede
tot de zaagketting stilstaat, alvorens u de ket-
tingzaag verwijdert.
■
De motor van de kettingzaag altijd uitschake-
len alvorens door te gaan naar de volgende
boom.
De boomstam wordt over de hele lengte gelijk-
matig ondersteund:
■
De boomstam van bovenaf doorzagen (23/a)
en niet in de bodem zagen.
Boomstam wordt aan één uiteinde ondersteund:
■
Om het vastklemmen van de kettingzaag en
het splijten van hout te voorkomen, eerst 1/3
van de stamdiameter van onderaf inzagen
(24/a); vervolgens de rest van bovenaf ter
hoogte van de onderste zaagsnede doorza-
gen (24/b).
De boomstam wordt op beide uiteinden onder-
steund:
Om het vastklemmen van de kettingzaag en het
splijten van hout te voorkomen, eerst 1/3 van de
stamdiameter van bovenaf inzagen (25/a); ver-
volgens de rest van onderaf ter hoogte van de
bovenste zaagsnede doorzagen (25/b).
Werkhouding en werktechniek
CS 4235