Inbedrijfname/Buitenbedrijfstelling; Algemene Voorbereidingen En Controlemaatregelen; Droogloopbeveiliging (Wms) - Wilo SiBoost Smart Série Notice De Montage Et De Mise En Service

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 113

8 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling

Wij adviseren de eerste inbedrijfname van
de installatie door de Wilo-servicedienst te laten
uitvoeren. Informeer u hierover bij de dealer,
de dichtstbijzijnde Wilo-vestiging of direct onze
centrale servicedienst.
8.1 Algemene voorbereidingen en
controlemaatregelen
• Voor de eerste keer inschakelen moet de niet
inbegrepen bekabeling worden gecontroleerd op
correcte uitvoering, vooral wat betreft de aarding,
• leidingen op spanningsvrijheid controleren,
• installatie vullen en door visuele controle op lekk-
age controleren,
• afsluitarmaturen aan de pompen en in de aanzuig-
en persleiding openen,
• ontluchtingsschroeven van de pompen openen en
pompen langzaam vullen met water, zodat de
lucht volledig kan ontsnappen.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Laat de pomp niet drooglopen. Drooglopen ver-
nietigt de mechanische afdichting of leidt tot
overbelasting van de motor
• Tijdens afzuigmodus (d.w.z. negatief niveauver-
schil tussen breektank en pompen) dient de pomp
en de zuigleiding via de opening van de ontluch-
tingsschroef gevuld te worden (eventueel een
trechter gebruiken).
• Als een membraandrukvat (optioneel of toebeho-
ren) is geïnstalleerd, moet worden gecontroleerd
of de voordruk correct is ingesteld (zie Fig. 3 en 4).
• Hiervoor:
• De reservoir aan de waterzijde drukloos maken
(doorstroomarmatuur sluiten (A, Fig. 3, restwa-
ter via de afvoer voor het leegmaken laten weg-
vloeien (B, Fig. 3)).
• De gasdruk op het luchtventiel (boven,
beschermkap verwijderen) van het membraan-
drukvat controleren met een luchtdrukmeter
(C, Fig. 3). Als de druk te laag is (PN 2 = inscha-
keldruk van de pomp pmin min 0,2 – 0,5 bar
resp. waarde in de tabel op het reservoir
(zie ook Fig. 3)) aanpassen door het bijvullen van
stikstof (Wilo-servicedienst).
• Bij een te hoge druk stikstof laten ontsnappen
via het ventiel tot de vereiste waarde bereikt is.
• Beschermkap opnieuw aanbrengen.
• Aftapventiel aan de doorstroomarmatuur slui-
ten en doorstroomarmatuur openen.
• Als de installatiedruk groter is dan PN 16, dienen
de vulvoorschriften voor het membraandrukvat
van de fabrikant conform de inbouw- en bedie-
ningsvoorschriften in acht genomen te worden.
GEVAAR! Levensgevaar!
Een te hoge voordruk (stikstof) in het mem-
braandrukvat kan het reservoir beschadigen
of vernietigen, wat kan leiden tot persoonlijk
letsel.
De veiligheidsmaatregelen voor de omgang met
drukvaten en technische gassen moeten in acht
worden genomen.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SiBoost Smart (FC) ... Helix V/... Helix VE/... Helix EXCEL
De drukgegevens in deze documentatie (Fig. 5)
zijn aangegeven in bar(!). Bij het gebruik van
afwijkende drukmeetschalen moeten beslist de
omrekeningsregels in acht worden genomen!
• Bij indirecte aansluiting controleren op voldoende
waterniveau in het toevoerreservoir of bij directe
aansluiting voldoende toevoerdruk (min. toevoer-
druk 1 bar),
• Correcte installatie van de juiste droogloopbevei-
liging (paragraaf 7.2.4),
• In de breektank vlotterschakelaar resp. elektroden
voor de droogloopbeveiliging zodanig positione-
ren dat de drukverhogingsinstallatie bij een mini-
maal waterpeil wordt uitgeschakeld
(paragraaf 7.2.4),
• Controle van de draairichting bij pompen met
standaardmotor, zonder geïntegreerde frequen-
tie-omvormer (Helix V): Door kort inschakelen
controleren of de draairichting van de pomp over-
eenkomt met de pijl op het pomphuis. Bij een ver-
keerde draairichting 2 fasen verwisselen.
GEVAAR! Dodelijk letsel mogelijk!
Voor het wijzigen van de fasen de hoofdschake-
laar van de installatie uitschakelen!
• Controleren of de motorbeveiligingsschakelaar in
het regelsysteem op de juiste nominale stroom
conform de gegevens op de motortypeplaatjes is
ingesteld.
• De pompen mogen slechts kort tegen de gesloten
afsluiter aan de perszijde draaien.
• Controle en instelling van de vereiste bedrijfspa-
rameters op het regelsysteem conform meegele-
verde inbouw- en bedieningsvoorschriften.

8.2 Droogloopbeveiliging (WMS)

Bij bedrijf met voordruk
• Installaties zonder frequentieregeling op elke
pomp (SC en SC-FC)
De drukschakelaar van de optionele montageset
droogloopbeveiliging (WMS) (Fig. 6a en 6c) voor
de bewaking van de voordruk is af fabriek inge-
steld op de waarden 1 bar (uitschakeling bij
onderschrijding) en ca. 1,3 bar (herinschakeling bij
overschrijding). Een wijziging van deze instelling is
niet mogelijk!
• Installaties met frequentieregeling op elke
pomp (SCe)
De geïnstalleerde druksensor aan de toevoerzijde
kan in het regelsysteem ook als signaalgever voor
de droogloopbeveiliging (Fig. 5c) ter bewaking
van de voordruk geactiveerd worden. De druk-
waarden voor het uitschakelen en herinschakelen
kunnen op het regelsysteem binnen een bepaald
bereik worden ingesteld. Af fabriek is de uitscha-
keling ingesteld bij een onderschrijding van
1,0 bar en het herinschakelen bij een overschrij-
ding van 1,3 bar. Meer gedetailleerde beschrijvin-
gen van de activering en instelling vindt u in de
bijgevoegde inbouw- en bedieningsvoorschriften
van het regelsysteem.
Als een andere drukschakelaar als signaalgever
watergebrek wordt gebruikt, moet de bijbeho-
rende beschrijving van de instelmogelijkheden
Nederlands
21

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières