5.7 DE FIETSENDRAGER OP DE TREKHAAK MONTEREN
Zorg ervoor dat de trekhaak onbeschadigd, schoon en vetvrij is.
De fietsendrager wordt horizontaal van bovenaf op de trekhaak geplaatst.
Als drager en grendel niet horizontaal worden geplaatst, kunnen er druksporen op de kogelkop van de trekhaak ontstaan.
Draai de M16-bout iets aan en lijn de fietsendrager parallel aan de achterkant van het voertuig uit. Draai nu de M16-bout zodanig vast dat de drager stevig
vastzit en niet meer kan worden verdraaid. Schroef de afsluitbare knopschroef in de basis totdat deze er tegenaan ligt. Draai de sleutel op het slotsymbool en
verwijder deze. Uw fietsendrager is nu beveiligd tegen diefstal.
Controleer regelmatig of de drager stevig op de trekhaak vastzit en of het verlichtingssysteem correct werkt.
5.8 DE FIETSEN OP DE FIETSENDRAGER BEVESTIGEN
De eerste fiets wordt in de eerste fietsrail geplaatst (het dichtst bij het voertuig). Lijn de beschermrubbers uit met het fietsframe. Bevestig de fiets aan de
U-beugel met vier korte spanriemen. De wielen bevestigt u door de stoppers er tegenaan te schuiven en ze vast te zetten met de riemen.
Let op: Het voorwiel mag niet verdraaien en moet extra met een kleine spanriem worden vastgezet.
De tweede fiets wordt tegenover de eerste in de tweede rail geplaatst en met de korte framehouder aan de U-beugel bevestigd. De wielen bevestigt u zoals
beschreven voor de eerste fiets. De derde fiets wordt tegenover de tweede in de derde rail geplaatst en met de lange framehouder aan de U-beugel bevestigd.
De vierde fiets komt tegenover de derde in de vierde rail. Met de framehouder, wiel aan wiel, verbindt u nu het frame van de vierde fiets met dat van de derde.
De wielen bevestigt u weer zoals bij de eerste fiets. Het kan nodig zijn om de fietsen anders dan beschreven afzonderlijk op de fietsendrager uit te lijnen, zodat
de framehouder correct kan worden bevestigd. Beveilig nu de fietsen met de lange veiligheidsriem. Leid de veiligheidsriem door de fietsframes en rond de
U-beugel en trek de veiligheidsriem goed vast.
Door de framehouders kunnen op het fietsframe lichte drukplekken en beschadiging van
de lak optreden.
Zonder deze veiligheidsriem mag de fietsendrager niet worden gebruikt.
5.9 GEBRUIK VAN DE TREKONTLASTINGSRIEM
Deze handleiding beschrijft de toepassing voor combi- en compactvoertuigen met achterklep (achterdeur). Bij
sedanvoertuigen (limousines) gaat u dienovereenkomstig te werk.
Voordat u de trekontlastingsriem monteert, verwijdert u stof en vuil van de bovenkant van de achterklep om krassen
en schuurplekken tijdens het rijden met de fietsendrager te voorkomen.
Open de achterklep van uw voertuig. Leid het vrije uiteinde van de riem van binnen naar buiten tussen de achterklep
en de rand van het dak door. Laat ongeveer 20 cm vrij tussen het riemanker en de rand van het dak. Sluit de achterklep
voorzichtig. Zorg ervoor dat de riem vlak en recht tussen de afdichtingen ligt. Trek nu langzaam aan de riem totdat het
riemanker tegen de bekleding van de dakhemel en de achterklep rust.
30
Lichte druksporen op de kogel van de trekhaak zijn normaal en hebben geen invloed op de
werking
Veiligheidsriem
Trekontlastingsriem