Télécharger Imprimer la page

Een Bepaald Fragment Continu Herhalen; Snelheid Met Of Zonder Verandering Van; Toonhoogte Wijzigen/Aantal Beats Wijzigen; 5.10 Het Ritme Van 2 Muziekfragmenten Op - IMG STAGELINE CD-360DJ Mode D'emploi

Publicité

5.8

Een bepaald fragment continu herhalen

U kunt een bepaald fragment van de CD continu
herhalen zo vaak u wenst (naadloze loop).
1) Start het afspelen met de toets
het startpunt van de gewenste loop is gevonden
(punt a in figuur 6), drukt u op toets A (22).
2) Wanneer tijdens het afspelen van de CD het
gewenste eindpunt van de loop is bereikt (punt
b), drukt u op toets B/LOOP (23). Het muziek-
fragment tussen de punten a en b wordt continu
herhaald. Op het display verschijnt de melding
"LOOP" (m).
1.
2.
a
b
PLAY
PLAY
LOOP
Een bepaald fragment continu herhalen
3) Om de loop te beëindigen en de track normaal
verder af te spelen, drukt u opnieuw op de toets
LOOP/EXIT (25) [figuur 7]. De melding "LOOP"
verdwijnt van het display. Door een andere track
te selecteren met de toets +10 (20) en/of de toets
resp.
(11) wordt de loop eveneens verla-
ten. De loop blijft echter opgeslagen.
4) Om de naadloze loop opnieuw af te spelen, drukt
u op de toets RELOOP/EXIT.
PLAY
LOOP
De naadloze loop beëindigen en opnieuw activeren
5) Om naar de standaardsnelheid terug te schake-
len, houdt u de toets PITCH (15) ingedrukt tot de
betreffende LED "4 %", "8 %" of "16 %" uitgaat
(ca. 2 seconden).

5.10 Het ritme van 2 muziekfragmenten op

elkaar afstemmen

Met de toetsen PITCH BEND (27) kunt u het ritme
van een track op het afspeelmechanisme 1 afstem-
men op dat van een track op afspeelmechanisme 2
of omgekeerd (synchroniseren).
1) Activeer met de toets PITCH (15) de schuifrege-
laar PITCH CONTROL (4) en selecteer het regel-
bereik. De LED (16) van het geselecteerde regel-
bereik ("4 %", "8 %" of "16 %") moet oplichten.
2) Stem met de regelaar PITCH CONTROL de snel-
heid van het geselecteerde muziekfragment af
op de snelheid van het tweede muziekfragment.
Schakel hiervoor best beide displays met de
toets BPM/PITCH (26) om naar de weergave
van het aantal beats per minuut.
3) Gebruik de toetsen PITCH BEND om de beats
van beide muziekfragmenten gelijk te laten
lopen: Zolang de toets + of - ingedrukt gehouden
wordt, loopt de track 16 % sneller resp. trager ten
opzichte van de standaardsnelheid, en de LED
"4 %", "8 %" of "16 %" knippert.
4) Door met de knop REV/FWD (17) te draaien, kan
de afspeelsnelheid in functie van de ritmeaan-
passing eveneens worden gewijzigd.
Opmerking: De toetsen PITCH BEND + en - zijn bij
een afspeelsnelheid van +16 % resp. -16 %, inge-
steld met de regelaar PITCH CONTROL (4), niet
werkzaam.
Tips
a Tussen het begin- en eindpunt van een naadloze
loop moeten minstens 10 frames liggen (= 0,13
seconden), zo niet wordt de loop niet opgeslagen
(21). Wanneer
noch gestart.
b Het begin- en eindpunt van een naadloze loop kun-
nen tot op een frame (
worden vastgelegd:
1) Schakel het toestel bij het bereiken van het
beginpunt eerst met de toets
Zoek het punt met de draaiknop FWD/REV (17)
nauwkeurig op. Druk dan op de toets A (22).
2) Zoek nu ofwel het eindpunt manueel op met
de draaiknop FWD/REV of start eerst het af-
spelen met de toets
punt opnieuw in pauze met de toets
zoek dan het eindpunt nauwkeurig op met de
draaiknop FWD/REV.
3) Nadat het eindpunt precies is bepaald, drukt u
op de toets B/LOOP (23). De naadloze loop
wordt gestart.
c Begin- en eindpunt van een continu te herhalen
fragment dat is opgeslagen, kunnen ook worden
verschoven. Van zodra het nieuwe punt is be-
reikt, drukt u op de toets A resp. B/LOOP. Dit kan
binnen of buiten de huidige loop gebeuren. Om
een punt buiten de opgeslagen loop te bewegen,
moet de loop eerst worden verlaten met de toets
RELOOP/EXIT (25).
d Wenst u de loop slechts éénmaal af te spelen,
druk dan na vastleggen van het startpunt met
toets A op de toets RELOOP/ EXIT bij het gewen-
ste eindpunt van de loop. Na het afspelen van de
loop kan deze voortaan voor één cyclus met de
toets RELOOP/ EXIT opnieuw worden afge-
speeld (figuur 8).
c
6

Klankeffecten activeren

Door de beide geïntegreerde effectgeneratoren kan
voor elk afspeelmechanisme afzonderlijk een van
de volgende klankeffecten worden gegenereerd:
1. SCRATCH (draaitafel manueel draaien)
2. FLANGER (doorlopende klankverschuiving)
3. FILTER
(filter voor lage resp. hoge tonen)
4. REVERSE (omgekeerd afspelen)
Daarenboven en onafhankelijk van een van deze
effecten kan de functie BRAKE (rem) worden inge-
schakeld – zie hoofdstuk 6.1.
1) Om het effect te selecteren, drukt u enkele keren
op de toets SELECT (7) tot de LED (9) van het
betreffende effectnummer knippert.
2) Schakel het effect in met de toets ON/OFF (8).
De overeenkomstige LED licht nu continu op.
3) Wijzig het klankeffect met de draaiknop FWD/
REV (17) naar eigen wens:
Bij SCRATCH: door de knop heen en weer te
draaien, wordt het manuele draaien van een
draaitafel gesimuleerd.
Bij FLANGER: door de knop naar links te
draaien, neemt de duur van een effectcyclus toe,
naar rechts neemt deze af.
Bij FILTER: door de knop naar links te draaien,
worden steeds meer hoge tonen uitgefilterd, tot er
nog enkel lage tonen te horen zijn resp. tot hele-
maal niets meer te horen is. Door de knop naar
rechts te draaien, worden steeds meer lage tonen
uitgefilterd, tot er nog enkel hoge tonen te horen
zijn resp. tot helemaal niets meer te horen is.
Bij REVERSE: door de knop naar links te
draaien, neemt de afspeelsnelheid af, en door
naar rechts te draaien neemt ze toe zolang met
de knop wordt gedraaid.
4) Om het effect uit te schakelen, drukt u opnieuw
op de toets ON/OFF. De LED (20) van het betref-
fende effectnummer knippert opnieuw.
1
/
seconde) nauwkeurig
75
in pauze.
De loop slechts één keer afspelen
5.9
, schakel bij het eind-
De afspeelsnelheid en bijgevolg het aantal beats per
en
minuut kunnen met behulp van de schuifregelaar
PITCH CONTROL (4) met max. ±16 % worden gewi-
jzigd.
1) Druk op de toets PITCH (15). De LED "8 %" (16)
licht op (basisinstelling na het inschakelen) – het
regelbereik bedraagt ±8 %.
2) Indien een ander regelbereik nodig is (±16 %
voor een grotere snelheidswijziging of ±4 % voor
een fijnere regeling), drukt u een aantal keren op
de toets PITCH tot de betreffende LED (4 %, 8 %,
16 %) oplicht.
3) Wijzig de afspeelsnelheid met de schuifregelaar
PITCH CONTROL (4). Op het display wordt de
met de schuifregelaar ingestelde procentuele
afwijking (i) ten opzichte van de standaardsnel-
heid weergegeven.
weergave van de beats per minuut werd omge-
schakeld [de melding "BEAT (g) op het display],
kunt u met de schuifregelaar PITCH CONTROL
het gewenste aantal beats per minuut instellen.
4) Indien de toets MT (14) niet werd ingedrukt, wij-
zigt met de snelheid ook de toonhoogte in ver-
houding. Wenst u echter dat de toonhoogte, on-
danks de wijziging van de snelheid, constant
moet blijven, druk dan op de toets MT (Master
Tempo).
6.1
Met de functie Brake (rem) wordt een langzame
aanloop en uitloop van een platenspeler gesimu-
leerd.
1) Druk op de toets BRAKE (10). De weergave
"BRAKE" (e) verschijnt op het display.
2) Wanneer u nu met de toets
een track naar pauze schakelt, stopt de weer-
gave niet abrupt, maar wordt ze tot stilstand afge-
remd.
3) Bij opnieuw starten van de weergave met de
toets
4) Om de functie uit te schakelen, drukt u opnieuw
op de toets BRAKE.
7
De CD-speler kan via een mengpaneel met contact-
sturing op afstand aangestuurd worden. Bij het ope-
nen van de overeenkomstige schuifregelaar op het
mengpaneel wordt een schakelaar in het meng-
paneel gesloten. Hierdoor start de CD-speler. Bij het
sluiten van de schuifregelaar, gaat de schakelaar in
het mengpaneel weer open, waardoor de CD-speler
in pauze schakelt. Op het mengpaneel mogen de
faderstartcontacten massageschakeld zijn, maar
niet spanninggeschakeld!
Om geen besturingsfouten te veroorzaken, moet
u eerst de CD-speler en het mengpaneel uitschake-
len. Sluit de overeenkomstige faderstartjack op het
mengpaneel via een verbindingskabel (zie figuur 9)
aan op de jack START/PAUSE 1 (38) resp. START/
PAUSE 2 (33).
Verbindingskabel voor de faderstart
met 3,5 mm-monojack
1.
2.
RELOOP
/EXIT
a
b
PLAY
PLAY
PLAY
1 x LOOP

Snelheid met of zonder verandering van

toonhoogte wijzigen/
aantal beats wijzigen
Indien met de toets BPM/PITCH (26) naar de

Rem-/aanloopfunctie BRAKE

(21) midden in
, komt de track langzaam op gang.

Faderstart via een mengpaneel

NL
x.
RELOOP
B
/EXIT
Mengpaneel
Start
Stop
27

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

21.1780