Instelling van de
motorbeveiligingsschakelaar
W2
U2
V2
U1
V1
W1
L1
L2
L3
W2
U2
V2
U1
V1
W1
L1
L2
L3
W2
U2
V2
U1
V1
W1
Fig. 17: Netaansluiting
Inschakeltype
Direct
Y- ∆ -start
Tab. 4: Indeling van de aansluitklemmen
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-CronoLine-IL, CronoTwin-DL, CronoBloc-BL
• Door overeenkomstige positionering van de kabelschroefverbinding
of door overeenkomstige plaatsing van de kabel ervoor zorgen dat er
geen druipwater in de klemmenkast kan lopen. Kabelschroefverbin-
dingen die niet zijn aangesloten, moeten met de door de fabrikant
geleverde stop worden afgesloten.
• Leg de aansluitleiding zodanig dat er in geen geval contact gemaakt
wordt met de leiding en/of het pomp- en motorhuis.
• Bij toepassing van de pompen in installaties met watertemperaturen
boven 90 °C moet een voldoende warmtebestendige netaansluitlei-
ding worden gebruikt.
• Controleer stroomsoort en spanning van de netaansluiting.
• Gegevens op het typeplaatje van de pomp in acht nemen. Het
stroomtype en de spanning van de netaansluiting dienen overeen
te stemmen met de gegevens op het typeplaatje.
• Netzijdige zekering: afhankelijk van de nominale motorstroom.
• Extra aarding in acht nemen!
• De motor moet door een motorbeveiligingsschakelaar of door het
thermistor-schakelapparaat (zie hoofdstuk 5.4 'Toebehoren' op
pagina 95) worden beveiligd tegen overbelasting.
LET OP:
Het aansluitschema voor de elektrische aansluiting bevindt zich in
de klemmenkastafdekking (zie ook Fig. 17).
• Instelling van de nominale motorstroom volgens de informatie op het
typeplaatje van de motor, Y- ∆ -start: Als de motorbeveiligingsscha-
kelaar in de toevoerleiding naar de Y- ∆ -relaiscombinatie is gescha-
keld, vindt de instelling plaats zoals bij de directe start. Als de
motorbeveiligingsschakelaar in een streng van de motortoevoerlei-
ding (U1/V1/W1 of U2/V2/W2) is geschakeld, moet de motorbeveili-
gingsschakelaar op de waarde 0,58 x nominale motorstroom worden
ingesteld.
• In de speciale uitvoering is de motor voorzien van PTC-voelers.
Sluit de PTC-voelers op het thermistor-schakelapparaat aan.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Gevaar voor beschadiging door ondeskundige hantering.
• Op de klemmen van de PTC-voeler mag slechts een max. spanning
van 7,5 V DC aanwezig zijn. Een hogere spanning vernielt de
PTC-voelers.
• De netaansluiting is afhankelijk van het motorvermogen P
netspanning en het inschakeltype. De noodzakelijke schakeling van
de verbindingsbruggen in de klemmenkast kan in de volgende lijst
'Tab. 4: Indeling van de aansluitklemmen' op pagina 103 evenals
Fig. 17 worden gevonden.
• Neem bij aansluiting van automatisch werkende schakeltoestellen
de overeenkomstige inbouw- en bedieningsvoorschriften in acht.
Motorvermogen P
Netspanning 3~ 230 V
∆ -schakeling (Fig. 17 boven) Y-schakeling (Fig. 17 midden) ∆ -schakeling (Fig. 17 boven)
Verbindingsbruggen
verwijderen (Fig. 17 onder)
≤ 3 kW
2
Netspanning 3~ 400 V
Niet mogelijk
Nederlands
, van de
2
Motorvermogen P
≥ 4 kW
2
Netspanning 3~ 400 V
Verbindingsbruggen
verwijderen (Fig. 17 onder)
103