GAUI X5 3D Notice D'emploi page 97

Pagina P.15
Veiligheidsvoorschriften:
De modelhelikopter X5 is geen speelgoed. Om de veiligheid en de prestaties te waarborgen moet het model na elke vlucht
worden gecontroleerd.
Als u niet veel ervaring hebt in de omgang met modelhelikopters, moet u de programmering van de zender en de instellin-
gen van het model door een vakman laten uitvoeren.
Let op!
Als de rotorbladen niet rond of niet vlak lopen, controleert of vervangt u de rotorbladen, rotoras en de bladhouderas
om het probleem te verhelpen.
Controleer de mechaniek en de kogellager na ca. 100 vluchten.
Controleer de mechaniek na elke harde 3D-vlucht en na elke crash. Vervang onmiddellijk defecte of versleten onderdelen.
Wanneer de rotorkopsnelheid in zweefvlucht te laag is, verhoogt u de gascurve in het middelste bereik en/of vermindert u
de rotorbladhellingshoek via de pitchcurve. Als de rotorkopsnelheid in zweefvlucht te hoog is, verlaagt u de gascurve in dit
bereik en/of vergroot u de hellingshoek van de rotorbladen.
Controleer de rotorkopmechaniek incl. alle aansturingsonderdelen en de stabilisatorstang na elke crash en telkens nadat de
rotor de bodem heeft geraakt, zelfs indien dit licht was. Vervang defecte onderdelen voor u opnieuw start.
Na ca. 50 vluchten moet de vrijloop in de hoofdaandrijving worden verwijderd, gereinigd, opnieuw geolied en vervolgens
opnieuw worden ingebouwd.
Controleer regelmatig de aandrijving van de staartrotor.
Verhelpen van storingen
Wendt u zich tot een ervaren modelhelikopterpiloot indien u de problemen met uw modelhelikopter niet alleen
kunt verhelpen.
De staart van de helikopter slingert in zweefvlucht
• Verminder de gevoeligheid van de gyroscoop.
De staart van de helikopter draait voortdurend opzij
• Schakel de ontvanger uit en na korte tijd opnieuw in. Beweeg de helikopter in geen geval tijdens de initialiseringsfase van
de gyroscoop. Gebruik de gyroscoop in de Heading Hold- (AVCS-) modus.
• Controleer de positie van de staartservohendel (zie ook pagina P.14) en de staartrotoraansturing.
• Verhoog de gevoeligheid van de gyroscoop op de zender.
Foutieve spoorloop
• Controleer de aansturing en de hellingshoek van beide rotorbladen in overeenstemming met pagina P.12 en P.13.
• Stel de aansturing zodanig in dat de spoorloop nauwkeurig is.
De helikopter schudt in zweefvlucht
• Hef de gascurve in het middelste bereik op zodat het rotorkoptoerental verhoogt.
• Verlaag het middelste bereik van de pitchcurve een beetje zodat de hellingshoek voor het zweefvliegen kleiner wordt.
De helikopter draait zich na het opstijgen.
• Controleer de staartrotoraansturing en de bedrijfsrichting van de gyroscoop in overeenstemming met pagina P.14.
97