Télécharger Imprimer la page

Dräger X-am 5000 Notice D'utilisation page 61

Masquer les pouces Voir aussi pour X-am 5000:

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 20
Apparaat met NiMH-voedingseenheid
T4 (83 18 704) laden
WAARSCHUWING
Niet ondergronds of op plaatsen waar explosiegevaar kan heersen opladen!
Explosiegevaar!
De laders zijn niet volgens de richtlijnen voor mijngas en explosieveiligheid ge-
bouwd.
Ook bij een niet-gebruikt apparaat is het raadzaam het apparaat in de laad-
schaal te bewaren!
Plaats het uitgeschakelde apparaat in de laadschaal.
– LED-weergave op de laadschaal:
Laden
Storing
Vol
Om de accu's te ontzien wordt alleen in het temperatuurbereik van 5 t/m 35
opgeladen. Bij het verlaten van dit temperatuurbereik wordt de lading automa-
tisch onderbroken en na terugkeer in het temperatuurbereik automatisch voort-
gezet. De laadtijd bedraagt meestal 4 uur. Een nieuwe NiMH-voeding bereikt na
drie volledige laad-/ontlaadcycli de volle capaciteit. Apparaat niet lange tijd
(maximaal 2 maanden) zonder voeding opslaan, omdat dan de ingebouwde buf-
ferbatterij leegraakt.
Handmatige functionele test met gas (bumptest)
uitvoeren
AANWIJZING
De automatische functionele test met het Bump Test Station is beschreven in
het technische handboek.
Testgascilinder voorbereiden; daarbij moet het debiet 0,5 L/min bedragen en
de gasconcentratie hoger zijn dan de te testen alarmdrempelconcentratie.
Sluit de testgascilinder aan op de kalibreer-cradle (bestelnr. 83 18 752).
VOORZICHTIG
Adem het testgas nooit in. Gevaar voor uw gezondheid!
Volg de gevareninstructies van de betreffende veiligheidsinformatiebladen op.
Schakel het apparaat in en plaats deze in de kalibratiecradle – druk het om-
laag totdat het vastklikt.
Open de klep van de testgascilinder, zodat gas over de sensoren stroomt.
Wacht totdat het apparaat de testgasconcentratie met voldoende tolerantie
weergeeft :
1)
Ex: ±20 %
1)
O
: ±0,6 Vol.-%
2
1)
TOX: ±20 %.
– Afhankelijk van de testgasconcentratie toont het apparaat bij overschrijding
van de alarmdrempels de gasconcentratie afwisselend met » A1 « of » A2 «.
Sluit de klep van de testgascilinder en verwijder het apparaat uit de kalibra-
tiecradle.
Wanneer de indicaties niet in de bovenvermelde bereiken liggen:
Laat het apparaat door onderhoudspersoneel kalibreren.
Kalibratie
Apparaten- en kanaalfouten kunnen ertoe leiden dat kalibratie niet mogelijk is.
Verse lucht kalibratie uitvoeren
o
C
Kalibreer het apparaat met verse lucht, vrij van meetgassen of andere storende
gassen. Bij de verse lucht kalibratie wordt het nulpunt van alle sensoren (met uit-
zondering van de DrägerSensor XXS O
XXS O
wordt de weergave op 20,9 Vol.-% en bij de DrägerSensor XXS CO
2
0,03 Vol.-% gezet.
De verse lucht kalibratie/nulpuntkalibratie wordt niet ondersteund door de
DrägerSensor XXS O
. Een nulpuntkalibratie van deze sensoren kan met de
3
PC software Dräger CC-Vision worden uitgevoerd. Hierbij moet een geschikt
nulgas, dat geen kooldioxide bevat (bijv . N
Apparaat inschakelen.
[ + ]-toets drie keer indrukken, het symbool voor verse lucht kalibratie »
verschijnt.
[OK]-toets indrukken om de verse lucht kalibratie te starten.
– De meetwaarden knipperen.
Wanneer de meetwaarden stabiel zijn:
[OK]-toets indrukken om de kalibratie uit te voeren.
– Afwisselend worden de huidige gasconcentratie en » OK « weergegeven.
1)
Bij opgave van het Dräger-menggas (bestelnr. 68 11 130) moeten de weergaven in dit bereik lig-
gen.
) op 0 gezet. Bij de DrägerSensor
2
AANWIJZING
) worden gebruikt.
2
op
2
«
61

Publicité

loading