Ingebruikname; Waterbereiding In Verwarmingsinstallaties; Operationeel Maken; Préparation De L'eau Dans Les Installations De Chauffage - Vaillant VKO unit 179/5 Notice D'installation Et De Maintenance

5 Ingebruikname

5 Ingebruikname

5.1 Waterbereiding in verwarmingsinstallaties

Eisen aan de eigenschappen van het vul- en
suppletiewater volgens VDI-2035: Warmteopwekkers met
een installatievermogen tot 100 kW: Als vulwater kan
water met een carbonhardheid tot 3,0 mol/m
gebruikt worden.
Bij harder water moet ter vermijding van steenvorming
een hardheidscomplexering of ontharding uitgevoerd
worden (zie VDI 2035; paragraaf 8.1.1 en 8.1.2).
Verwarmingswater (circulatiewater):
Bij open verwarmingsinstallaties met twee
veiligheidsleidingen, waarbij het verwarmingswater door
het expansievat circuleert, moet een zuurstofafbindend
middel (VDI 2035, paragraaf 8.2.2) toegevoegd worden,
waarbij een voldoende overschot in de terugloop door
regelmatige controles gegarandeerd moet worden.
Bij alle andere installaties van deze groep zijn
maatregelen voor de controle van de samenstelling van
het verwarmingswater niet vereist.

5.2 Operationeel maken

Opgelet!
Om bedrijfsstoringen door kalkuitval te
vermijden is bij open installaties volgens DIN
4751, bl. 1 en bij een totale hardheid van het
vul- en suppletiewater van meer dan 3 mol/m
(16,8° dH) een waterontharding
aanbevelenswaardig.
Daarbij moeten de betreffende
gebruiksaanwijzingen van de producenten van
deze onthardingsmiddelen in acht genomen
worden.
Aanwijzing!
Het vullen van de verwarmingsinstallatie met
water is beschreven in de meegeleverde
gebruiksaanwijzing.
Om de installatie operationeel te maken gaat u als volgt
te werk:
• Vul de verwarmingsinstallatie tot aan de vereiste
waterstand (min. 1,0 bar bij gesloten installaties) en
ontlucht hem.
• Open de afsluitkraan in de olietoevoerleiding naar de
brander.
• Schakel de hoofdschakelaar in.
Na een wachttijd start de brander (de veiligheidstijden
zijn afhankelijk van het brandertype).
• Controleer de basisinstelling van de brander aan de
hand van de betreffende branderhandleiding. Voor de
instelling gaat u, indien vereist, te werk overeen-
komstig de montagehandleiding van de door u
ingezette brander.
iroVIT

5 Mise en service

5.1 Préparation de l'eau dans les installations de
chauffage
Exigences sur la nature de l'eau de remplissage et
d'appoint selon la norme VDI-2035: générateur de
3
(16,8° dH) chaleur avec puissance de l'installation jusqu'à 100 kW. Il
est possible d'utiliser comme eau de remplissage une
eau avec une dureté au carbone jusqu'à 3,0 mol/m
(16,8° dH).
Avec une eau plus dure, un adoucissement de l'eau ou
une complexation de la dureté doit être effectuée pour
éviter la formation de tartre (voir VDI 2035 ; paragraphe
8.1.1 et 8.1.2).
Eau de chauffage (eau en circulation):
Sur des installations ouvertes de chauffage avec deux
conduits de sécurité, dans lesquels l'eau de chauffage
circule à travers le bac d'expansion, il est nécessaire
d'ajouter un agent liant l'oxygène (VDI 2035, par. 8.2.2),
un excédent suffisant devant être garanti dans la
conduite retour par des contrôles réguliers.
Sur toutes les autres installations de ce groupe, il n'est
pas nécessaire de prendre des mesures de surveillance
de la composition de l'eau de chauffage.
5.2 Capacité à fonctionner
Attention!
Afin d'éviter des dysfonctionnements dus au
calcaire, il est recommandé d'utiliser un
adoucissement de l'eau pour les installations
3
ouvertes selon la norme DIN 4751, par. 1, et en
cas d'une dureté totale de l'eau de remplissage
et d'appoint de plus de 3 mol/m
Les notices d'utilisation correspondantes des
différents fabricants de ces agents adoucisseurs
doivent être respectées.
Remarque!
Le remplissage de l'installation de chauffage
avec de l'eau est décrit dans la notice
d'utilisation ci-jointe.
Pour que l'installation soit prête à fonctionner, procédez
de la manière suivante :
• Remplissez l'installation de chauffage jusqu'au niveau
d'eau nécessaire (min. 1,0 bar sur les installations
fermées) et purgez-la.
• Ouvrez le robinet d'arrêt dans la conduite d'amenée
du fioul vers le brûleur.
• Enclenchez l'interrupteur principal.
Au bout d'un moment, le brûleur démarrer (les durées
de sécurité dépendent du type du brûleur).
• Contrôlez le réglage de base du brûleur en fonction de
la notice correspondante. Si nécessaire, procédez pour
le réglage conformément à la notice de montage du
brûleur que vous avez monté.
Mise en service 5
3
3
(16,8° dH).
39