Opstellingsplaats Van De Olie-Ventilatorketel; Aanwijzingen Bij De Verwarmingsinstallatie En Bij De Opstellingsplaats; Voorschriften Voor De Opstellingsplaats; Lieu D'implantation De La Chaudière À Ventilateur Au Fioul - Vaillant VKO unit 179/5 Notice D'installation Et De Maintenance

3 Montage
3 Montage

3.1 Opstellingsplaats van de olie-ventilatorketel

3.1.1 Aanwijzingen bij de verwarmingsinstallatie en
bij de opstellingsplaats
– Van de afblaasleiding van de veiligheidsklep moet op
de plaats van installatie en afvoerbuis met
inlooptrechter en sifon naar een geschikte afvoer
(aansluiting aan het waterafvoersysteem) in de
opstellingsruimte geleid worden. De afvoer moet van
boven zichtbaar zijn!
– De in de ketel ingebouwde veiligheidstemperatuurbeg-
renzer dient tegelijkertijd als watergebrekbeveiliging.
– De van storingen afhankelijke uitschakeltemperatuur
van de ketel ligt bij ca. 100 °C. Als er in de verwar-
mingsinstallatie kunststof buizen worden gebruikt, dan
moet op de plaats van installatie een geschikte thermo-
staat aan de verwarmingstoevoer gemonteerd worden.
Dit is vereist om de verwarmingsinstallatie te bescher-
men tegen schade door te hoge temperaturen. De ther-
mostaat kan aan de steekplaats voor de aanlegthermo-
staat van het systeem Pro E elektrisch bedraad worden.
– Bij gebruik van niet-diffusiedichte kunststof buizen in
de verwarmingsinstallatie moet een secundaire
warmtewisselaar geïnstalleerd worden
(systeemscheiding) om corrosie in de
verwarmingsketel te vermijden.
– Bij installatievolumes van meer dan 20 l per kW ver-
warmingsvermogen moeten geschikte hydraulische
veiligheidsschakelingen geïnstalleerd worden.
– Stel de ketel op in een vorstvrije ruimte in de buurt van
de gasafvoerschoorsteen. De toegelaten omgevingstem-
peratuur voor het bedrijf van de ketel ligt tussen + 3 °C
en + 45 °C.
– Bij de keuze van de opstellingsplaats moet rekening
worden gehouden met het gewicht van de ketel
inclusief de waterinhoud volgens de tabel „Technische
gegevens".

3.1.2 Voorschriften voor de opstellingsplaats

Voor de keuze van de opstellingsplaats en voor de
maatregelen van de be- en ontluchtingsinrichtingen van
de opstellingsplaats moet de toestemming van het
bevoegde bouw- en woningtoezicht verkregen worden.
De verbrandingslucht die naar het apparaat wordt geleid
moet technisch vrij zijn van chemische stoffen, die b.v.
fluor, chloor of zwavel bevatten. Sprays, verf, oplos- en
reinigingsmiddelen, en lijm bevatten zulke substanties
die bij gebruik van het apparaat in het ongunstigste
geval tot corrosie, ook in de gasafvoerinstallatie, kunnen
leiden. Een afstand van het apparaat tot constructiede-
len uit brandbaar materiaal resp. met brandbare
bestanddelen is niet vereist, aangezien bij het nominale
verwarmingsvermogen van het apparaat hier een lagere
temperatuur optreedt dan de toegelaten temperatuur
van 85 °C. Bij de opstelling van de ketel op een brand-
bare vloer (b.v. hout, PVC e.d.) moet de ketel; op een
ondergrond uit niet-brandbaar materiaal worden gezet.
iroVIT
3 Montage
3.1 Lieu d'implantation de la chaudière à ventilateur
au fioul
3.1.1 Remarques au sujet de l'installation de chauffage
et du lieu d'implantation
– Pour obtenir un bon écoulement dans le local d'implan-
tation (raccord à un système des eaux usées), l'exploi-
tant doit installer à partir de la conduite de purge de
la soupape de sécurité un tuyau de purge avec trémie
d'entrée et siphon. L'écoulement doit être visible !
– Le limiteur de température de sécurité monté dans la
chaudière sert également de sécurité contre la
manque d'eau.
– La température de coupure due à une panne de la
chaudière est d'env. 100° C. Si, dans l'installation de
chauffage, on utilise des tuyaux en plastique, il vous
incombe de monter un thermostat approprié sur le
départ du chauffage. Ceci est nécessaire pour proté-
ger l'installation de chauffage de dommages liés à la
température.
Le thermostat peut être raccordé électriquement sur
l'emplacement prévu pour le thermostat de contact du
système Pro E.
– Si, on utilise des tuyaux en plastique non étanche à la
diffusion, un échangeur thermique secondaire doit
être monté dans l'installation de chauffage (séparation
du système) afin d'éviter la corrosion dans la chaudière.
– Avec un volume d'installation de plus de 20 l par kW
de puissance de chauffage, des circuits protecteurs
hydrauliques appropriés doivent être installés.
– Installez la chaudière dans un local protégé du gel à pro-
ximité de la cheminée d'évacuation des gaz brûlés. La
température ambiante autorisée pour le fonctionnement
de la chaudière est comprise entre +3° C et +45° C.
– Lors de la sélection du lieu d'implantation, il est
nécessaire de prendre en compte le poids de la
chaudière, en y incluant le volume d'eau contenu
conformément au tableau „Caractéristiques techniques".

3.1.2 Prescriptions relatives au lieu d'implantation

Pour déterminer le lieu d'implantation ainsi que les me-
sures à prendre au sujet des dispositifs de remplissage et
de vidange du lieu d'implantation, il est nécessaire d'obte-
nir l'autorisation de l'administration chargée de la surveilla-
nce des chantiers (en fonction du pays concerné). L'air de
combustion, amené à l'appareil, doit être totalement
exempt de substances chimiques, qui contiennent par ex.
du fluor, du chlore et du soufre. Les aérosols, les peintures,
les solvants, les nettoyants et les colles contiennent des
substances qui peuvent entraîner lors du fonctionnement
de l'appareil, dans certains cas, de la corrosion dans
l'installation d'évacuation des gaz brûlés. Un écart entre
l'appareil et des composants/matières inflammables n'est
pas nécessaire puisque, avec la puissance calorifique
nominale, aucune température supérieure à la température
autorisée de 85° C n'apparaît. Lors de l'installation de la
chaudière sur un sol inflammable (par ex. du parquet, du
PVC, etc.), la chaudière doit être posée sur un socle
composé de matériaux non inflammables.
Montage 3
17