Dubbelpompfunctie/Gebruik Y-Leiding - Wilo VeroLine-IP-E Série Notice De Montage Et De Mise En Service

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

Nederlands
H
H
n
max
H
s
s
n
min
Afb. 12: Regelbedrijf
6.3
Dubbelpompfunctie/gebruik
Y-leiding
Afb. 13: Voorbeeld, aansluiting verschil-
druksensor
InterFace-module (IF-module)
178
OPMERKING:
Voor de vermelde regelingstypen Δp-c en Δp-v is er een verschildruk-
sensor nodig die de werkelijke waarde naar de elektronicamodule stuurt.
OPMERKING:
Het drukbereik van de verschildruksensor moet overeenkomen met
de drukwaarde in de elektronicamodule (menu <4.1.1.0>).
Regelbedrijf:
Het toerental van de pomp kan op een constant toerental tussen n
en n
worden gehouden (afb. 12). De bedrijfssituatie "Regelbedrijf"
max
deactiveert alle overige regelingstypen.
PID-controle:
Indien de hierboven genoemde standaard regelingstypen niet toege-
Q
Q
past kunnen worden – bijv. als andere sensoren moeten worden
gebruikt of als de afstand van de sensoren tot de pomp zeer groot is –
staat de functie PID-controle (Proportional Integral Differential-
regeling) ter beschikking.
Door de afzonderlijke regelingsaandelen gunstig te combineren, kan
voor de gebruiker een snel reagerende, continue regeling zonder blij-
vende afwijking in gewenste waarden worden gerealiseerd.
Het uitgangssignaal van de geselecteerde sensor kan elke willekeurige
tussenwaarde hebben. De actuele waarde die steeds wordt bereikt (sen-
sorsignaal), wordt op de statuspagina van het menu in procenten weer-
gegeven (100 % = maximaal meetbereik van de sensor).
OPMERKING:
De weergegeven procentuele waarde komt hierbij slechts indirect
overeen met de actuele opvoerhoogte van de pomp(en). Zo kan de
maximale opvoerhoogte bijvoorbeeld al bij een sensorsignaal
< 100 % worden bereikt.
Voor meer informatie over het instellen van het regelingstype en de
bijbehorende parameters, zie hoofdstuk 8 "Bediening" op pagina 192
en hoofdstuk 9.4 "Instelling van het regelingstype" op pagina 209.
OPMERKING:
De hierna beschreven eigenschappen zijn alleen beschikbaar als de
interne MP-interface (MP = Multi Pump) wordt gebruikt.
• Beide pompen worden door de master-pomp geregeld.
In geval van een storing in de ene pomp draait de andere pomp vol-
gens de door de master voorgeschreven regeling. Indien de master
totaal uitvalt, draait de slave-pomp met noodtoerental.
Het noodtoerental is in het menu <5.6.2.0> instelbaar (zie hoofdstuk
6.3.3 op pagina 181).
• Op het display van de master wordt de status van de dubbelpomp
weergegeven. Bij de slave wordt daarentegen "SL" weergegeven.
• In het voorbeeld in afb. 13 is de master-pomp, gezien in stroomrich-
ting, de linkerpomp. Op deze pomp moet de verschildruksensor wor-
den aangesloten.
De meetpunten van de verschildruksensor van de master-pomp moe-
ten in de desbetreffende verzamelbuis op de zuig- en drukzijde van
de dubbelpompinstallatie liggen (afb. 13).
Voor de communicatie tussen de pompen en het gebouwbeheersy-
steem (BMS, building management system) is een IF-module (toebe-
horen) vereist, die in de klemmenruimte wordt aangesloten (afb. 1).
• De communicatie tussen master en slave vindt plaats via een interne
interface (klem: MP, afb. 23).
min
WILO SE 11/2017

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières