4. Schuif de kabelklem (3) terug op de connector (4) en schroef de schroeven op de klem vast om
de kabel vast te zetten.
5. Schroef de twee elementen (4) en (2) weer op elkaar.
6. Zet het netsnoer vast door het stekkeruiteinde (1) terug op zijn plaats te schroeven.
7. De vrouwelijke connector kan nu direct aangesloten worden op de voedingsaansluiting van het
instrument. De twee connectoren hebben profiel om een foute aansluiting de voorkomen. Zet de
vrouwelijke connector met de hand vast op de voedingsaansluiting van het instrument.
4.6 Aansluitingen op de elektronische kaarten
Potentiële schade aan apparaat. Delicate interne elektronische componenten kunnen door
statische elektriciteit beschadigd raken, wat een negatieve invloed op de werking kan hebben of
een storing kan veroorzaken.
Opmerking: Alle losse aansluitdraden moeten stevig samengebonden worden met behulp van nylon kabelbinders.
4.6.1 Sensorkabel
Er is een ORBISPHERE-kabel (10 draad afgeschermd, Onderdeelnr. 32505.mm) nodig om de
sensor(en) op het instrument aan te sluiten. De instrumenten hebben een Lemo 10-aansluiting op
het achterpaneel waar de sensorkabel op moet worden aangesloten.
4.6.2 Connectoren op de elektronische kaarten
De connectoren P8 op het moederbord
Meetkaart
op pagina 128) bestaan uit twee delen. Duw de zwarte hendels aan beide zijden van de
connector voorzichtig naar beneden en neem ze uit. Voer alle aansluitingen met deze connectoren
uit zonder dat ze aangesloten zijn. Als u klaar bent, bevestigt u de connectoren opnieuw op de
kaarten door de stevig op hun plek te duwen (hendels omhoog).
4.6.3 Moederbord
Afbeelding 4 Moederbord
Connector P8
L E T O P
(Afbeelding 4
op pagina 127) en J7 op de meetkaart (zie
Afbeelding 5 Connector P8
Nederlands 127