Telwin T-Charge 20 Boost Mode D'emploi page 15

Table des Matières

Publicité

opgeladen moet worden. In CHARGE werkt de
batterijlader op de traditionele manier en laadt
hierbij de batterij met constante stroom in de
beginfase van het laadproces en met constante
spanning
in
de
CHARGE, minder efficiënt dan de modaliteit
PULSE-TRONIC, wordt aangeraden wanneer
men de bouwtechnologie of het type van op te
laden batterij niet kent.
In
de
modaliteti
sophisticated dan de vorige, worden, middels
de selectie met de drukknop, de drempels
van spanning van einde laden van de batterij
gewijzigd. De werking PULSE gekoppeld
aan de technologie TRONIC garandeert een
optimale conditie van laden van de batterij en
het behouden ervan met de tijd. De types van
batterij die men kan selecteren zijn (fig.A-4):
WET: batterijen met lood met vloeibare
elektrolyt.
GEL/AGM: batterijen met lood, hermetisch
gesloten, met vaste elektrolyt (GEL) en batterijen
met lood, hermetisch gesloten, met elektrolyt
aanwezig op absorberend materiaal.
4. INSTALLATIE
PLAATSING VAN DE BATTERIJLADER
- Tijdens de werking de batterijlader op een stabiele
manier plaatsen
- Vermijden de batterijlader op te tillen met de
voedingskabel of met de kabel van het opladen.
AANSLUITING OP HET NET
- De batterijlader mag uitsluitend aangesloten worden
op een voedingssysteem met een neutraalgeleider
verbonden met de aarde.
Controleren of de netspanning overeenstemt met de
spanning van werking.
- De
voedingslijn
beschermingssystemen
automatische schakelaars, voldoende om de maximum
absorptie van het toestel te verdragen.
- De aansluiting op het net è moet uitgevoerd worden
met een speciale kabel.
- Eventuele verlengsnoeren van de voedingskabel
moeten een adequate doorsnede hebben die nooit
kleiner mag zijn dan diegene van de geleverde kabel.
5. WERKING
VOORBEREIDING VOOR HET OPLADEN
NB: Voordat men overgaat tot het opladen, moet
men verifiëren of de capaciteit van de batterijen (Ah)
die men wenst te onderwerpen aan het opladen niet
kleiner is dan diegene die aangeduid staat op de
plaat (C min).
Bij het uitvoeren van de instructies nauwkeurig de
hierna aangegeven volgorde volgen.
- De eventueel aanwezige deksels van de batterij
wegnemen, ì zodanig dat de gassen die zich
ontwikkelen tijdens het opladen naar buiten kunnen
komen.
- Controleren of het niveau van de elektrolyt de platen
van de batterijen dekt; indien deze bloot blijken te
liggen, gedistilleerd water toevoegen tot ze 5÷10 mm
bedekt zijn.
OPGELET: UITERST VOORZICHTIG TEWERK
GAAN TIJDENS DEZE OPERATIE OMDAT DE
ELEKTROLYT EEN UITERST CORROSIEF
ZUUR IS.
- Verifiëren of de batterijlader losgekoppeld is van het
eindfase.
De
modaliteit
PULSE-TRONIC,
moet
uitgerust
zijn
zoals
zekeringen
net.
- De polariteit van de klemmen van de batterij verifiëren:
positief het symbool + en negatief het symbool -.
OPMERKING:
onderscheiden moet men zich herinneren dat de
positieve klem diegene is die niet verbonden is met het
chassis van de auto.
- De rode tang voor het opladen verbinden met de
positieve klem van de batterij (symbool +).
- De zwarte tang voor het opladen verbinden met het
meer
chassis van de auto, uit de buurt van de batterij en van
de buis van de brandstof.
OPMERKING indien de batterij niet in de auto
geïnstalleerd is, zich rechtstreeks verbinden met de
negatieve klem van de batterij (symbool -).
OPLADEN
- De batterijlader voeden en hierbij de voedingskabel in
het stopcontact steken.
- Het type van batterij selecteren (en de spanning van
laden alleen voor het model T-CHARGE 20) middels
de toets van fig.A-5.
- De stroom voor het opladen selecteren middels de toets
van fig. A-1. Tijdens deze fase werkt de batterijlader en
behoudt hierbij een constante stroom van opladen.
EINDE OPLADEN
- De batterijlader meldt middels het aangaan van de
groene led "FULL" (fig. A-3) dat het opladen beëindigd
is.
- De voeding wegnemen van de batterijlader en hierbij
de voedingskabel uit het stopcontact nemen.
- De zwarte tang van het opladen loskoppelen van het
chassis van de auto of van de negatieve klem van de
batterij (symbool -).
- De rode tang van het opladen loskoppelen van de
positieve klem van de batterij (symbool +).
- De batterijlader op een droge plaats opbergen.
- De cellen van de batterij terug sluiten met de speciaal
daartoe bestemde doppen (indien aanwezig).
met
of
6. BESCHERMINGEN
De batterijlader è uitgerust met bescherming die ingrijpt
in geval van:
- Overlading (excessieve verdeling van stroom naar de
batterij).
- Kortsluiting (tangen voor het opladen in contact met
elkaar geplaatst).
- Omkering van polariteit op de klemmen van de
batterij.
- Het toestel is beschermd tegen overbelastingen,
kortsluitingen en inversie van polariteit middels interne
elektronische beschermingen.
7. NUTTIGE RAADGEVINGEN
- Mogelijke incrustaties van oxide wegnemen van de
positieve en negatieve klemmen zodanig dat men een
goed contact van de tangen garandeert.
- Indien de batterij waarmee men deze batterijlader
wenst te gebruiken è permanent op een voertuig is
aangesloten, moet men ook de handleiding instructie en/
of onderhoud van het voertuig raadplegen op het punt
"ELEKTRISCHE INSTALLATIE" of "ONDERHOUD". Bij
voorkeur, vóór het opladen, de positieve kabel die deel
uitmaakt van de elektrische installatie van het voertuig
loskoppelen.
15
indien
de
symbolen
zich
niet

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières