Table des Matières
Publicité
1.5.1.20
La vue du conducteur sur
la zone de conduite et de travail
étant limitée dues aux conditions
spéciales de travail, le conducteur
doit être guidé par une personne
en-dehors de la cabine ou bien la
zone de travail et de conduite doit
être protégée par un barrage
compact.
1.5.1.21
Les personnes guidant
les conducteurs de chargeuses
doivent être des personnes
auxquelles on peut se fier. Elles
doivent être instruites sur leur
devoir au début de leur activité.
1.5.1.22
Afin de garantir une
bonne communication entre le
conducteur et la personne guidant
le conducteur en dehors de la
cabine, il faut se mettre d'accord
sur les différents signes. Les signes
ne doivent être donnés que par le
conducteur et la personne guidant le
conducteur en dehors de la cabine.
1.5.1.23
Les personnes donnant
les instructions au conducteur
doivent être bien perceptibles (en
portant p.ex. des vêtements
avertisseurs) et se trouver dans le
rayon de visibilité du conducteur.
1.5.1.24
Pour des passages en-
dessous, des passages sur des
ponts, dans des tunnels, auprès de
lignes aériennes etc. toujours
garder des distances convenables!
1.5.1.25
En présence de terrains
écroulés, de fossés, de versants et
de talus, garder une distance de
sécurité suffisante pour éliminer
tout danger de chute. Il incombe à
l'entrepreneur/au chef de chantier
de fixer la distance appropriée
jusqu'à l'arête de chute, en dépen-
dance de la charge admissible du
sous-sol.
1.5.1.26
Pour des stations de cul-
butages stationnaires, la machine
ne peut être utilisée que si des
installations intégrées aux points
de culbutage évitent son glissement
et sa chute.
S04C
1.5.1.20
Als het zicht van de
machinist ten gevolge van bepaalde
omstandigheden
is, moet hij begeleid worden of het
werkterrein moet goed afgebakend
worden.
1.5.1.21
De persoon die de
machinist begeleidt moet be-
trouwbaar en van te voren goed
geinstrueerd zijn.
1.5.1.22
Gids en machinist
moeten bepaalde tekens afspreken
die zij alleen mogen gebruiken.
1.5.1.23
Gidsen moeten goed
herkenbaar zijn aan hun kleding.
Zij moeten zich binnen het gezichts-
veld van de machinist bevinden.
1.5.1.24
Neem bij het passeren
van viaducten, bruggen, tunnels,
bovengrondse leidingen en derge-
lijke altijd voldoende afstand in acht.
1.5.1.25
Blijf altijd ver genoeg
van de rand van afgravingen, kuilen,
stortplaatsen en bermen om
neerstorten te voorkomen. De
ondernemer/voorman
afhankelijk van de draagkracht van
de grond, een veilige afstand tot de
helling bepalen.
1.5.1.26
Bij vaste stortplaatsen
mag de machine alleen worden
gebruikt wanneer er speciale
voorzieningen aanwezig zijn die
afrollen of neerstorten voorkomen.
niet voldoende
moet,
1-8
Publicité
Table des Matières
