Algemene Veiligheidsvoorschriften Voor Handmatig Bestuurde Cirkelmaaiers (Elektro); Algemene Veiligheidsinstructies; Voorbereidende Maatregelen; Gebruik - Sabo 40-EL SPIRIT Mode D'emploi

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 13
fabrikant niet aansprakelijk; het risico hiervoor draagt alleen de gebruiker. Tot het
doelmatig gebruik behoort ook de naleving van de door de fabrikant
voorgeschreven operationele, onderhouds- en instandhoudingsvoorwaarden.
Bij de inzet in publieke plantsoenen, parken, op sportterreinen, straten en in
agrarische en bosbouwbedrijven is bijzondere voorzichtigheid vereist.
De maaier mag met name niet worden ingezet voor het snoeien van struikgewas,
heggen en struiken, voor het snoeien van rankende klimplanten of van begroeiing
op daken en balkons, noch voor het afzuigen en/of vrij blazen van stoepen.
Het gebruik van alle door de fabrikant niet vrijgegeven aanvullende en
aanbouwapparaten is niet toegelaten. Bij gebruik van zulke aanvullende en
aanbouwapparaten komen de CE-conformiteit en het recht op garantie te
vervallen. Eigenmachtige veranderingen aan deze grasmaaier sluiten een
aansprakelijkheid van de fabrikant voor daaruit resulterende schade uit.
6 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR
HANDMATIG BESTUURDE CIRKELMAAIERS (ELEKTRO)

Algemene veiligheidsinstructies

Lees voor uw eigen veiligheid en om een goede werking te garanderen
zorgvuldig de gebruiksaanwijzing. Maak u vertrouwd met de
bedieningselementen en het juiste gebruik van de machine. De
gebruiksaanwijzing bewaren om hem te kunnen raadplegen.
Denk eraan dat de bediener van de machine of de gebruiker verantwoordelijk is
voor ongevallen met andere personen of hun eigendom.
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij de machine en moet in het geval van
doorverkoop aan de koper van het apparaat worden overhandigd.
Sta nooit toe dat kinderen en personen onder 16 jaar, noch andere personen die
de gebruiksaanwijzing niet kennen, de machine gebruiken. Plaatselijke
voorschriften kunnen de minimumleeftijd van de gebruiker vastleggen.
Geef iedereen die met het apparaat moet werken uitleg over de mogelijk
gevaarlijke momenten, en over hoe ongevallen kunnen worden vermeden. Dit
apparaat mag alleen door personen gebruikt, onderhouden en gerepareerd
worden, die hiermee vertrouwd en over de gevaren onderricht zijn.
Dit apparaat is niet ervoor bedoeld om te worden gebruikt door personen met
beperkte fysieke, sensorische of mentale vermogens en/of bij gebrek aan kennis,
tenzij een voor hun veiligheid verantwoordelijke persoon op hen toeziet en hen
aanwijzingen geeft hoe het apparaat gebruikt moet worden. Deze toezichthouder
moet van tevoren beslissen of de persoon met beperkte fysieke, sensorische of
mentale vermogens voor deze activiteit geschikt is.
Maai nooit als er personen, met name kinderen, of dieren in de buurt zijn.
Berg uw machine veilig op! Ongebruikte apparaten moeten in een droge,
afgesloten ruimte en ontoegankelijk voor kinderen bewaard worden.
Veiligheids- en bescherminrichtingen van de machine mogen niet gemanipuleerd
of gedeactiveerd worden!
De kabelinstallering mag niet worden gemanipuleerd, bijv. door verwijderen van
kabelklemmen of aanbrengen van extra kabelbinders! De kabels moeten zodanig
tegen de buitenkant van de boom liggen dat ze bij het neerklappen van de boom
niet verpletterd of overbelast worden. Een beschadigde kabel kan tot een
technisch defect van de machine leiden.

Voorbereidende maatregelen

Tijdens het maaien moet altijd stevig, gesloten, antislip schoeisel of werkschoenen
en een lange broek worden gedragen. Vermijd het dragen van losse kleding of
kleding met hangende touwen of riemen. Maai niet op blote voeten of in sandalen.
Ter bescherming van de ogen draagt u een veiligheidsbril.
Luide geluiden kunnen tot gehoorschade leiden. Gehoorbescherming dragen.
Controleer vóór en tijdens het maaien het terrein waarop het apparaat
wordt ingezet volledig, en verwijder alle stenen, stokken, draden,
speelgoed en andere vreemde voorwerpen die gegrepen en
weggeslingerd kunnen worden.
Controleer voor en tijdens het maaien het terrein op stroomvoerende
kabels en verwijder deze indien mogelijk.
Rijd nooit met ingeschakeld snijgereedschap over stroomvoerende kabels.
Gevaar: elektrische schok!
Bij beschadiging van een stroomvoerende kabel het apparaat uitzetten en
de kabel van het voedingsnet loskoppelen.
Wanneer u voor het onderhoud van uw gazon ook een maairobot gebruikt, moeten
de volgende veiligheidsinstructies met betrekking tot werkoppervlak van de
maairobot in acht worden genomen:
Vóór het maaien op deze oppervlakken moet altijd het bereik van de
begrenzingskabel worden gecontroleerd.
Wanneer de kabels in de aarde zijn gelegd, moeten deze worden
gecontroleerd, er mogen geen kabels te zien zijn, speciale aandacht is
geboden voor het laadstation.
Wanneer de begrenzingskabels bovengronds zijn gelegd, moeten deze direct
op de ondergrond gespannen verlopen en niet slap rondslingeren in het gras.
De kabels moeten voldoende door begrenzingsnagels gefixeerd zijn, zie
gebruiksaanwijzing.
De begrenzingsnagels mogen niet uitsteken, anders moeten ze ingedrukt
worden.
Rondslingerende kabelresten voor het maaien verwijderen.
Bij de hierboven beschreven omstandigheden bestaat het gevaar dat de kabel
door het werkgereedschap naar binnen getrokken en opgewikkeld wordt, wat kan
leiden tot ernstige verwondingen.
Naar beneden hangende takken en soortgelijke hindernissen kunnen de gebruiker
verwonden of het maaien belemmeren. Vóór het maaien op mogelijke
hindernissen zoals bijv. naar beneden hangende takken letten en deze snoeien of
verwijderen.
Om het goede en veilige bedrijf van een tuinapparaat te garanderen is een
aansluitkabel van de minimum kwaliteit H05 RN-F (alternatief H05 VV-F) volgens
DIN/VDE 0282/4, met een diameter van 3 x 1,5 mm² en een rubber of met rubber
beklede aansluitkoppeling volgens DIN/VDE 0620-2-1 vereist. De aansluiting moet
gebeuren aan een geaarde contactdoos 230 V wisselstroom.
Bij gebruik van een kabel met kinderbeveiliging moet men erop letten dat de
beveiliging foutloos werkt (licht loopt), aangezien anders de aansluitstekker van
het apparaat kan worden beschadigd.
De aansluitcontactdoos moet van een trage 16 A zekering zijn voorzien.
Het gebruik van differentiaalstroom beveiligingsinrichtingen met een nominale
differentiaalstroom van max. 30 mA of een gelijkwaardige beveiliging wordt
aanbevolen.
De elektrische uitrusting mag niet veranderd worden.
De aansluitleiding moet vóór elk maaien op tekenen van beschadiging en
veroudering gecontroleerd worden en mag alleen in foutloze toestand
worden gebruikt.
Als het apparaat aan een stroomopwekker moet werken, eerst een geautoriseerde
vakwerkplaats vragen welke stroomopwekker geschikt is.
Vóór het gebruik moet altijd door een zichtcontrole gecontroleerd worden of het
snijgereedschap, bevestigingsschroeven en de hele snijeenheid versleten of
beschadigd zijn. Ter vermijding van onbalans moeten versleten of beschadigde
messen en bevestigingsschroeven door een geautoriseerde vakwerkplaats worden
vervangen.
De toestand van de pictogrammen moet bij elke inzet gecontroleerd worden.
Versleten of beschadigde pictogrammen moeten worden vervangen.

Gebruik

Het machine mag niet in explosiegevaarlijke omgeving worden gebruikt.
Aansluitkabels uit de buurt van de snijdinrichting houden. Bij het maaien
niet met de machine over de aansluitkabel rijden en bij het geleiden van
de aansluitkabel steeds veiligheidsafstand aanhouden.
Indien de aansluitkabel beschadigd wordt, het apparaat uitschakelen en
wachten tot het mes stilstaat. Meteen de netstekker uittrekken. De
aansluitleiding niet aanraken voordat hij van het stroomnet geïsoleerd is.
Defecte aansluitleidingen moeten worden vervangen.
Erop letten dat de kabel vrij ligt, niet knikken, schuren of samendrukken.
Maai niet bij slecht weer, als het gevaar van blikseminslag bestaat.
Geen koptelefoon dragen om naar de radio of muziek te luisteren. Veiligheid bij het
onderhoud en het bedrijf vereisen onbeperkte aandacht.
Maai alleen bij daglicht of met voldoende licht. Bestuur de machine stapvoets.
De rijsnelheid aan de persoon en het terrein aanpassen. Verhoog de snelheid
langzaam, totdat u de bij u passende rijsnelheid hebt bereikt.
Bijzonder voorzichtig zijn als onoverzichtelijke hoeken, struiken, bomen of andere
hindernissen het zicht kunnen beïnvloeden.
niet te dicht bij gaten, sloten en taluds rijden. De machine kan plotseling over de
kop gaan als een wiel over de rand van een gat of talud rijdt of als een rand
plotseling meegeeft.
3

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières