Montage; Opbouwkoelapparaat - Pfannenberg DTD Série Notice De Montage Et D'utilisation

8

Montage

8.1 Opbouwkoelapparaat

085 408 025b
• Bij verwijdering door verdamping, wordt het condensatiewater door de warmteproduc-
tie van de compressor verhit, zodat het verdampt zodat het met de luchtcirculatie-
stroom meegevoerd kan worden.
De afvoer van het condensatiewater moet te allen tijde gewaarborgd zijn (dit is een veilig-
heidsverplichting).
Een overmatige condensatiewaterproductie is bijvoorbeeld mogelijk alsde deur van de
schakelkast openstaat of als de binnentemperatuur van de schakelkast voortdurend on-
der het dauwpunt ligt.
Oppassen!
Als er onder normale omstandigheden overtollig veel condensatiewater ontstaat, dan moet
u nagaan of de afdichtingsstrippen van de schakelkastdeuren nog goed afsluiten.
Om overtollige condensatiewaterproductie bij geopende schakelkastdeuren te vermijden,
verdient het aanbeveling om een deurcontact te plaatsen, zodat het koelapparaat automa-
tisch uitgezet wordt (beschikbaar als optie).
• De schakelkast moet op een plaats gemonteerd worden waar een ruime aan- en afvo-
er van lucht voor het koelaggregaat voorzien is.
• De onderlinge afstand van de apparaten of van de apparaten tot een wand moet min-
stens 200 mm bedragen.
• Bij de opstelling en montage van de binneninstallatie van de schakelkast moet er eve-
neens op gelet worden dat de lucht ook daar vrij kan stromen.
• Het koelaggregaat kan gemonteerd worden zonder dat de behuizing verwijderd moet
worden.
• De plaats waar het aggregaat gemonteerd wordt, moet tegen sterke vervuiling be-
schermd worden.
Oppassen! Bramen die in de schakelkast terechtkomen, kunnen kortsluitschade ver-
oorzaken.
Vermijd dat er bramen in de schakelkast terechtkomen door bv. gebruik te maken van een
bescherming.
Oppassen! Onvoldoende afvoer van het condensatiewater, leidt tot levensgevaarlij-
ke situaties.
Het opbouwkoelapparaat moet horizontaal gemonteerd worden, zodat het condensatie-
water vanzelf op het laagste punt terechtkomt.
De slang voor de overloop van het condensatiewater moet vrij en zonder knikken vastge-
zet worden. De slang mag niet langer dan 2 m zijn.
Het uiteinde van de afvoerslang mag niet in water ondergedompeld zijn. Het teruglopen
van condensatiewater is niet toegelaten. De slang moet indien nodig verlucht worden.
Als de installatie in bedrijf is, dan moet de doorstroming van de afvoerslang regelmatig
gecontroleerd worden.
1) Uitsparing(en) en boringen voor het koelapparaat aanbrengen, als deze in de schakel-
kast nog niet voorhanden zijn (zie afbeelding in de bijlage).
2) Plaats het zelfklevende contourprofiel op de schakelkast en eventueel het afdichtings-
profiel in de uitsneden. Het afdichtingsprofiel biedt bescherming tegen scherpe kan-
ten.
39