Montage rijbeugel, koppelingshendel en
Start/Stop – hendel
1. Leg de onderdelen klaar zoals beschreven
onder punt 2.1 Beschrijving van het apparaat.
2. Rijbeugel – koppelingshendel (21) en rijbeu-
gel – Start/Stop – hendel (pos. 22) monteren
zoals getoond in g. 5c.
3. Dwarsstuk (23) monteren zoals getoond in
g. 5d.
4. Koppelingshendel (24) monteren is eenvou-
dig, als u de volgende stappen volgt:
- Schuif het omhulsel van de bowdenkabel
( g. 5e, pos. A) in het oog ( g. 5e, pos. B).
Stel de bowdenkabel door de contramoeren
te verdraaien in op maximale lengte.
- Hang de bowdenkabel ( g. 5f, pos. C) in
aan de koppelingshendel (24) en monteer de
koppelingshendel aan de rijbeugel. Let daar-
bij erop dat de borghendel goed vastzit. Voer
een functiecontrole uit. Trek de borghendel
(25) zoals getoond in g. 6d naar de koppe-
lingshendel. De koppelingshendel is losgezet
en kan geactiveerd worden.
5. Stel de kabeltreklengte in zoals beschreven in
hoofdstuk 7.2.4.
6. Start/Stop – hendel (26) monteren zoals ge-
toond in g. 5g.
7. Kabelclip (37) monteren zoals getoond in g.
5h.
Let op! Bij de eerste inbedrijfstelling moet motoro-
lie en brandstof worden ingegoten.
•
Brandstof- en motoroliepeil controleren, even-
tueel bijvullen.
•
Vergewis u ervan dat de ontstekingskabel
aan de bougie is bevestigd.
•
De onmiddellijke omgeving van de motorhak-
frees inspecteren.
6. Bediening
•
Diepteaanslag (fig. 4, pos. 15) op de juiste
hoogte instellen en borgen met de splitpen.
•
Transportwiel naar boven zwenken, en erop
letten dat de bout van het arrêt in de adapter
naar voor is vastgeklikt (fig. 6a-6b).
•
U kunt de rijbeugel instellen al naargelang
lichaamsgrootte. Daarvoor de schroeven
(fig. 6c) losdraaien, console instellen en
schroeven weer vastdraaien.
•
Om de haksterren in werking te zetten de
veiligheidshendel (25) naar boven trekken,
de koppelingshendel (24) naar beneden du-
NL
wen en vasthouden (fig. 6d). Na loslaten van
de koppelingshendel blijven de haksterren
stilstaan (mochten die niet stil blijven staan,
koppelingskabel bijstellen).
Motor starten
1. Vergewis u ervan dat de ontstekingskabel is
aangesloten aan de bougie.
2. Ga achter de bodemfrees staan. Zet de motor
Start/Stop hendel ( g. 7, pos. 26) in positie
ON.
3. Brandstofpomp (primer) ( g. 1, pos. 2b) 3x in-
drukken. Bij warmgelopen motor kan dit punt
wegvallen.
4. Start de motor met de omkeerstarter ( g. 1,
pos. 2a). Hiervoor de greep ca. 10 tot 15 cm
uittrekken (tot u een weerstand voelt), dan
met een inke ruk naar u toe trekken.
Aanwijzing! De trekkabel niet laten terugsprin-
gen.
Aanwijzing! Bij koel weer kan het vereist zijn om
de startpoging meermaals te herhalen.
Motor stoppen
Zet de motor Start/Stop hendel (26) in stand
STOP.
7. Reiniging, onderhoud, opbergen
en bestellen van wisselstukken
Gevaar!
Trek vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerk-
zaamheid de bougiestekker uit het stopcontact.
7.1 Reiniging
•
Hou de veiligheidsinrichtingen, de ventila-
tiespleten en het motorhuis zo veel mogelijk
vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
•
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
•
Reinig het toestel regelmatig met een vochti-
ge doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kun-
nen aantasten. Let er goed op dat geen water
in het toestel terechtkomt.
- 34 -