Vulstandindicator opvanginrichting
De opvanginrichting bezit een vulstandindicator
(fi g. 1, pos. 15). Deze wordt geopend door de
luchtstroom, die de maaier tijdens het bedrijf ge-
nereert. Als de klep tijdens het maaien dichtvalt,
dan is de opvanginrichting vol en moet hij worden
leeggemaakt. Voor een foutloze werking van de
vulstandindicator moeten de gaten onder de klep
altijd schoon en doorlatend zijn.
Verstelling van de maaihoogte
Let op!
Het verstellen van de maaihoogte mag alleen
worden uitgevoerd bij uitgeschakelde motor en uit
het stopcontact getrokken veiligheidsstekker.
De verstelling van de maaihoogte moet als volgt
worden uitgevoerd (zie fi g. 7):
1. De hefboom (5) naar beneden drukken.
2. De hefboom (5) op de gewenste maaihoogte
zetten.
3. De hefboom (5) loslaten en controleren of hij
goed vastzit in het arrêt.
Afl ezen van de maaihoogte
De maaihoogte kan in 5 trappen van 25-65 mm
ingesteld en aan de schaal afgelezen worden.
Voordat u begint te maaien controleert u of het
maaigereedschap niet bot is, en of de beves-
tigingsmiddelen niet zijn beschadigd. Vervang
botte en/of beschadigde maaigereedschappen
om onbalans te vermijden. Bij deze controle de
motor afzetten en de veiligheidsstekker uit het
stopcontact trekken.
Laden van de accu (fi g. 8)
1. Accupack uit het apparaat nemen. Daarvoor
de zijdelingse grendelknop indrukken. (fi g. 9,
pos. C)
2. Vergelijk of de netspanning vermeld op het
typeplaatje overeenstemt met de beschikbare
netspanning. Steek de netstekker van de
lader (9) in het stopcontact. De groene LED
begint te knipperen.
3. Steek de accu (8) op de lader (9).
4. Onder punt „Indicatie lader" vindt u een tabel
met de betekenissen van de LED-indicatie
aan de lader.
Tijdens het laden kan de accu wat warm worden.
Dit is echter normaal.
Mocht het laden van de accupack niet mogelijk
zijn, controleer dan
Anl_GE_CM_18_33_Li_SPK13.indb 93
Anl_GE_CM_18_33_Li_SPK13.indb 93
NL
•
of aan het stopcontact de netspanning voor-
handen is
•
of een foutloos contact aan de laadcontacten
voorhanden is.
Indien het laden van het accupack nog altijd niet
mogelijk is, breng dan
•
de lader
•
en de accupack
naar onze klantenservice.
Voor een deskundige verzending verzoeken
wij u contact op te nemen met onze klan-
tendienst of het verkooppunt waar u het ap-
paraat heeft aangekocht.
Zorg er bij de verzending of verwerking van
accu's resp. het accu apparaat voor dat deze
afzonderlijk worden verpakt in plastic zakken,
om kortsluitingen en brand te vermijden!
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het raadzaam om op tijd voor het
herladen van de accupack te zorgen. Dit is in elk
geval noodzakelijk, wanneer u vaststelt dat het
vermogen van het apparaat afneemt. Ontlaad de
accupack nooit helemaal. Dat leidt tot een defect
van de accupack!
Accu-capaciteitsindicatie (fi g. 9)
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsindi-
catie (pos. A). De accu-capaciteitsindicatie (pos.
B) signaleert de laadtoestand van de accu aan de
hand van 3 LEDs.
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu op.
Alle LEDs knipperen:
De temperatuur van de accu is te laag. Verwijder
de accu van het apparaat en laat de accu één
dag liggen bij ruimtetemperatuur. Als de fout
opnieuw optreedt, dan werd hij diep ontladen en
is hij defect. Neem de accu van het apparaat. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt resp. gela-
den worden.
- 93 -
31.03.2025 10:30:26
31.03.2025 10:30:26