Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
Diagnosetest op toevoer van kalibratieoplossing
1. Druk op diag en selecteer vervolgens PERFORM TEST>TOEVOER CAL SOL (test
uitvoeren>kalibratieoplossing) .
2. Stel het ventiel (de ventielen) zodanig in dat er gedurende 1 minuut (60 seconden) oplossing
wordt toegevoerd.
3. Verzamel de kalibratieoplossing uit het ventiel (de ventielen).
4. Meet het volume dat is verzameld.
5. Vergelijk gedurende 1 minuut het gemeten volume met het opgegeven volume: 55 mL tot
300 mL.
Opmerking: Het gedurende 1 minuut verzamelde volume is het debiet.
6. Vervang het betreffende ventiel als het gemeten volume niet tussen 55 mL en 300 mL ligt.
Diagnosetest op lage reagensdruk
1. Zet de analyser in de uitschakelmodus. Raadpleeg
op pagina 137.
2. Druk op diag en selecteer vervolgens PERFORM TEST>AIR PUMP (test uitvoeren>luchtpomp).
3. Wijzig de instellingen als volgt:
• SETPOINT (instelwaarde): 4,00 psi
• LOW DEADBAND (lage dode band): 0,00 psi
• HIGH DEADBAND (hoge dode band): 1,00 psi
• SET LOW VALUE (ingestelde lage waarde): 5,00 psi
• SET HIGH VALUE (ingestelde hoge waarde): 6,00 psi
4. Selecteer START (starten). De test wordt gestart. De reagensflessen komen volledig onder druk
te staan.
5. Controleer hoe vaak de luchtpomp gedurende een periode van 5 minuten in werking treedt.
6. Als de luchtpomp slechts 1 keer in 5 minuten in werking treedt, is de reagensdruk goed. Analyser
weer in bedrijf stellen.
7. Stop de test en volg de onderstaande stappen als de luchtpomp meer dan 1 keer gedurende een
periode van 5 minuten in werking treedt.
a. Open de onderste deur.
b. Draai de doppen op de reagensflessen en de compressiemoeren volledig vast.
c. Controleer of alle slangen juist zijn aangebracht.
d. Zorg ervoor dat de fittingen van de luchtverdeler correct zijn aangebracht en volledig zijn
vastgedraaid.
e. Sluit de onderste deur.
f. Voer de luchtpomptest opnieuw uit.
g. Als de luchtpomp vaker dan 1 keer in 5 minuten in werking treedt, is aanvullende inspectie
noodzakelijk.
Diagnose-indicatoren
De achtergrond van het display en het lampje van de statusindicator worden rood wanneer een fout
optreedt, en geel wanneer een waarschuwing wordt gegeven.
• Fout – de achtergrond van het display en het lampje van de statusindicator worden rood. Er is een
belangrijk probleem opgetreden dat de werking van het instrument beïnvloedt. De huidige meting
wordt gestopt en de analyser gaat naar de uitschakelmodus.
• Waarschuwing – de achtergrond van het display en het lampje van de statusindicator worden geel.
Er is een gebeurtenis opgetreden die een probleem kan veroorzaken. De analyser blijft in werking.
146 Nederlands
Analyser in de uitschakelmodus zetten
Publicité
