Bedieningsdoos En Aansluitpositie Van Bedrading; Bedrading Transmissiekabels - Mitsubishi Electric CITY MULTI PURY-P-YGM-A Manuel D'installation

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 26
10.2. Bedieningsdoos en aansluitpositie van
bedrading
1. Sluit de transmissieleiding voor binnenapparaten aan op het aansluitblok voor
de transmissielijn (TB3) of sluit de bedrading tussen buitenapparaten of de
bedrading met het centrale besturingssyteem aan op het aansluitblok voor
centrale besturing (TB7).
Wanneer u afgeschermde bedrading gebruikt, dient u de afscherming van de
transmissieleiding van het binnenapparaat aan te aarden via de aardschroef
(
) en de afscherming van de leiding tussen de buitenapparaten en het cen-
trale besturingssysteem te aarden op de aansluitklem (S) voor de afscherming
op het aansluitblok (TB7) van het centrale besturingssysteem. Daarnaast moet,
in het geval van buitenunits waarbij de aansluitklem voor de netspanning CN41
is vervangen door CN40, de aansluitklem voor afscherming (S) van het aansluit-
blok voor centrale bediening (TB7) ook worden geaard via de aardschroef (
Zorg dat de bedrading goed met de kabelband aan de onderkant van het
aansluitblok is bevestigd, zodat het aansluitblok is beveiligd tegen uitwendige
krachten. Als een uitwendige kracht op het aansluitblok wordt uitgeoefend, kan
dit leiden tot beschadiging van het blok, kortsluiting, een aardfout of brand.
[Fig. 10.2.1] (P.4)
A Netvoeding
C Aardschroef
2. Leidingbevestigingsplaten (ø27, ø33, ø46, ø53) worden meegeleverd.Leid het
netsnoer en de transmissieleidingen door de juiste doordrukopeningen en ver-
wijder vervolgens de afdekking van de doordrukopening aan de onderkant van
de aansluitdoos en sluit de draden aan.
3. Sluit het netsnoer aan op de bedieningsdoos m.b.v. een kabeldoorvoer die
spankrachten kan opvangen (een PG-aansluiting of iets dergelijks).
4. Maak de opening smaller met behulp van een buis om te voorkomen dat kleine
dieren naar binnen dringen.
Voorbeeld van de groepswerking met meerdere buitenapparaten (afschermdraden en adresinstellingen zijn nood-
zakelijk)
<Voorbeeld van bedrading transmissiekabels>
[Fig. 10.3.1] M-NET-afstandbediening (P.5)
[Fig. 10.3.2] MA-afstandbediening (P.5)
[Fig. 10.3.3] Transmissieversterker (P.5)
<A>
Verplaats de draadbrug van CN41 naar CN40.
<B>
Schakelaar 2-1: AAN (ingeschakeld)
<C>
Laat de draadbrug op CN41.
A Groep 1
B Groep 4
( ) Adres
<Bedradingsmethode en adresinstellingen>
a. Zorg ervoor dat afschermdraden gebruikt worden voor aansluitingen tussen buitenapparaat (OC) en binnenapparaat (IC), tussen OC en OC, en tussen IC en IC.
b. Gebruik voedingskabels om de aansluitklemmen M1 en M2 en de aansluitklem voor de aarddraad op het aansluitblok van de transmissiekabel (TB3) van elke buitenunit
(OC) aan te sluiten op de aansluitklemmen M1, M2 en S op het aansluitblok voor de transmissiekabel van de binnenunit (IC).
c. Sluit aansluitklemmen 1 (M1) en 2 (M2) van het transmissiekabelblok van binnenapparaat (IC) met het laatste adres in dezelfde groep aan op aansluitblok van de
afstandsbedieningseenheid (RC).
d. Sluit de aansluitklemmen M1, M2 en S op de aansluitblokken (TB7) voor centrale bediening op beide buitenapparaten (OC) op elkaar aan.
e. Verander de jumperklem op het bedieningsbord van CN41 naar CN40 voor slechts een enkel buitenapparaat.
f.
Sluit aansluitklem S op het aansluitblok voor centrale bediening (TB7) van de buitenunit (OC), waarbij de draadbrug in de vorige stap is verplaatst naar CN40, aan op de
aardschroef
op de schakeldoos.
g. Stel de schakelaar voor de adresinstelling in zoals hieronder wordt getoond.
*
Als u het adres van het buitenapparaat op 100 wilt instellen, dient u de schakelaar voor het instellen van het adres in te stellen op 50.
).
B Transmissieleiding
C Groep 5

10.3. Bedrading transmissiekabels

1 Typen bedieningskabels
1. Bedrading transmissiekabels
Typen van transmissiekabels: Afschermdraad CVVS of CPEVS
Kabeldoorsnede: Meer dan 1,25 mm
Maximaal toegestane kabellengte: Minder dan 200 m
Maximumlengte van de transmissiekabels voor centrale bediening en de
verbindingskabels tussen binnenunit en buitenunit (maximumlengte via binnen-
unit): 500 m.
De maximumlengte van de bedrading tussen de voedingseenheid voor de
transmissiekabels op de transmissiekabels (voor centrale bediening en elke
buitenunit) en systeembediening is 200 m.
2. Afstandsbedieningskabel
M-NET-afstandsbediening
Type afstandsbedieningskabel
Kabeldoorsnede
Opmerkingen
MA-afstandsbediening
Type afstandsbedieningskabel
Kabeldoorsnede
Opmerkingen
*
Bij verbinding met een eenvoudige afstandsbediening.
2 Voorbeelden van bedrading
Naam bedieningseenheid, aanduiding en toegestane aantal bedienings-
eenheden.
Naam
Code
Bedieningseenheid buiten-
OC
apparaat
B C - b e d i e n i n g s e e n h e i d
BC
(master)
B C - b e d i e n i n g s e e n h e i d
BS
(slave)
Transmissiebooster-apparaat
RP
Bedieningseenheid binnen-
IC
apparaat
Afstandsbedieningseenheid
RC
*1 Afhankelijk van het aantal aangesloten bedieningseenheden voor het binnen-
apparaat kan een transmissiebooster (RP) nodig zijn.
D Afschermdraad
E Subafstandsbedieningseenheid
2
2-aderige (onafgeschermde) kabel met kabelbekleding
0,3 tot 1,25 mm
2
(0,75 tot 1,25 mm
2
)*
Gebruik bij een lengte van meer dan 10 m, een
kabel met dezelfde specificaties als 1. Bedra-
ding transmissiekabels
2-aderige (onafgeschermde) CVV-kabel met kabelbekleding
0,3 tot 1,25 mm
2
(0,75 tot 1,25 mm
2
)*
Maximaal 200 m
Toegestane aantal bedieningseenheden
Eén bedieningseenheid per OC
Geen, één of twee bedieningseenheden
per OC
Geen of één bedieningseenheid per OC
(*1)
Twee tot vierentwintig bedienings-
eenheden per OC (*1)
Maximaal twee per groep
63

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières