MedComp SPLIT CATH III Instructions D'utilisation page 55

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 19
Opgelet: Te weinig weefselverwijding kan het drukken van het katheterlumen tegen
de voerdraad tot gevolg hebben met als gevolg een moeilijker inbrengen en verwijderen
van de voerdraad van de katheter. Dit kan buigen van de voerdraad tot gevolg hebben.
13.
Schuif de Vascu-Sheath-
Van zodra de Vascu-Sheath-
de voerdraad en laat u de wikkel en dilator op zijn plaats.
Opgelet: Buig de wikkel/dilator NIET bij het inbrengen daar buigen de wikkel
voortijdig zal doen scheuren. Hou de wikkel/dilator zo dicht mogelijk bij het uiteinde
(ongeveer 3 cm van het uiteinde) als u begint met invoeren door het huidoppervlak. Neem
om de wikkel/dilator verder te schuiven de wikkel/dilator opnieuw vast een paar centimeter
(ongeveer 5 cm) boven de oorspronkelijke vastpaklocatie en duw de wikkel/dilator verder
naar binnen. Herhaal de procedure totdat de wikkel/dilator volledig ingebracht is.
Nota: Kijk voor een alternatieve wikkelmethode naar de sectie
Micropunctuur-inbrengmethode.
Opgelet: De wikkel nooit op zijn plaats laten als een verblijfskatheter. Dit veroorzaakt
letsel aan de ader.
14.
Plaats het afsluitdopje over de dilatatoropening om bloedverlies of luchtembolie
te voorkomen.
Opgelet: Klem niet het gedeelte van de katheter met het dubbele lumen af. Klem
alleen de verlengingen af. Maak geen gebruik van de getande forceps; gebruik enkel
de bijgeleverde lijnklemmen.
15.
Haal de dilatator en het afsluitdopje uit de huls.
16.
Steek de distale tip van de katheter in en door de wikkel totdat de kathetertip
zich op de juiste plaats in de bedoelde ader bevindt.
17.
Verwijder de afscheurwikkel door deze langzaam uit het bloedvat te trekken en
tegelijkertijd de wikkel te splitsen door de uitsteeksels vast te pakken en ze uit
elkaar te trekken (een lichte draaibeweging kan helpen).
Opgelet: Scheur het deel van de wikkel dat in het bloedvat blijft zitten niet uit
elkaar. Trek de wikkel zo ver mogelijk achteruit en scheur de wikkel met maar een
paar centimeter tegelijk om schade aan het bloedvat te vermijden.
18.
Stel de katheter af onder fluoroscopie. De distale veneuze tips dienen op het
niveau van de atriale vertakking van de vena cava of in het rechtse atrium te
zijn om optimale bloedflow te verzekeren.
Nota: Het plaatsen van het uiteinde van de dijbeenkatheter gebeurt best aan de junctie
van de iliacale ader en de onderste cava-ader.
19.
Bevestig spuiten aan beide verlengingen en open de klemmen. Er hoort gemakkelijk
bloed te worden geaspireerd vanuit zowel de arteriële als de aderkant. Als aan
welke kant dan ook bovenmatige weerstand wordt vertoond voor bloedaspiratie,
kan het zijn dat de katheter moet worden rondgedraaid of verplaatst om
voldoende bloedstroming tot stand te brengen.
20.
Van zodra de aspiratie op peil is moeten beide lumina bevloeid worden met
spuiten gevuld met heparine door de snelle bolustechniek te gebruiken.
Verzeker u ervan dat de extensieklemmen open staan gedurende de
bevloeiingsprocedure.
21.
Sluit de verlengingsklemmen, verwijder de spuiten en zet een afsluitdopje op
elk luerlock-verbindingsstuk. Vermijd luchtembolie door de extensieslangen
altijd geklemd te houden wanneer ze iet in gebruik zijn en door de katheter
aan te laten zuigen en dan te irrigeren met zoutoplossing vóór elk gebruik.
Elke keer dat een slangverbinding wordt veranderd laat u de lucht uit de
katheter en alle verbindingsslangen en doppen.
22.
Om de doorlaatbaarheid te handhaven moet er een heparineafsluiting in beide
lumina worden gecreëerd. Raadpleeg de heparinisatierichtlijnen van het ziekenhuis.
Let op: Overtuig u ervan dat alle lucht uit de katheter en de verlengingen is geaspi-
reerd. Nalaten dit te doen kan een luchtembolie tot gevolg hebben.
23.
Nadat de katheter is vergrendeld met heparine, sluit u de klemmen en zet u de
afsluitdopjes op de vrouwelijke luers van de verlengset.
24.
Bevestig de juiste plaatsing van de tip met fluoroscopie. De distale veneuze
tip dient op het niveau van de atriale vertakking van de vena cava of in het
rechtse atrium te zijn om optimale bloedflow te verzekeren (zoals aanbevolen in
de huidige NKF-DOQI- richtlijnen).
Nota: De plaatsing van het dijbeenkatheteruiteinde gebeurt best aan de junctie van
de iliacale ader en de onderste cava-ader.
Let op: Nalaten de plaatsing van de katheter te controleren kan ernstige trauma's of
fatale complicaties tot gevolg hebben.
VASTZETTEN VAN DE KATHETER EN VERBINDEN VAN DE WOND:
25.
Sluit de inbrengplaats met hechtingen. Hecht de katheter op de huid door
de hechtvleugel te gebruiken. Zet de katheter niet met hechtingen aan de
katheterslang vast.
Let op: U moet oppassen wanneer u scherpe voorwerpen of naalden in de buurt van
het katheterlumen gebruikt. Aanraking met scherpe voorwerpen kan falen van de
katheter tot gevolg hebben.
26.
Bedek de inbreng- en uitgangsplaats met een afdichtend verband.
27.
De katheter moet voor de hele duur van de implantatie vastgezet/gehecht zijn.
28.
Maak een aantekening van de katheterlengte en het partijnummer van de
katheter op de staat van de patiënt.
introducer over het proximale uiteinde van de voerdraad.
®
introducer in de bedoelde ader zit, verwijdert u
®
1
1
-53-

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières