Boren In De Muur; Voorbereiden Van Afvoer Van Het Condenswater - Unico Digitemp Manuel D'installation, Emploi Et Entretien

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

2
2.3.2

Boren in de muur

Installeer de eenheid door twee gaten in de muur te boren (met een diameter van 162 of 202 mm) zoals aangegeven op het
boorsjabloon. De gaten van 202 mm zullen de beste resultaten geven en het minste geluid produceren.
Boor de gaten in de muur met geschikt gereedschap om het werk te vereenvoudigen en overmatige schade of storing van de
klant te vermijden. Het beste gereedschap voor het boren van grote gaten in wanden is een speciale boor die gatenzaag wordt
genoemd en die een zeer hoog draaimoment heeft en die de draaisnelheid kan afstemmen op de diameter van het te boren gat.
Om te voorkomen dat het boren veel stof en puin achterlaat, kan de gatenzaag uitgerust worden met een afzuigsysteem dat
wordt aangebracht met zuignappen op de plek van boren. Onze serviceafdeling kan u hierover alle nodige informatie verschaffen.
Voor het boren van de gaten gaat u als volgt te werk:
Bevestig het boorsjabloon met plakband op de wand, waarbij u de nodige ruimte vrijlaat van zowel het plafond, de vloer als de
zijwanden zoals getoond op het sjabloon.
Markeer met een kleine boor of priem uitermate voorzichtig het exacte middelpunt van ieder gat dat moet worden geboord.
Gebruik een gatenzaag van minstens 162 mm om de twee gaten voor de luchttoevoer- en uitvoer te boren.
WAARSCHUWING: boor de voorgenoemde gaten enigszins schuin naar beneden om te voorkomen dat er water terug
in de leidingen kan lopen (afb. 5).
Het merendeel van het verwijderde materiaal wordt naar buiten gevoerd. Zorg ervoor dat er geen mensen of voorwerpen door
worden geraakt.
Om te voorkomen dat er zo min mogelijk stucwerk aan de buitenkant afbrokkelt, moet er voorzichtig te werk worden gegaan bij
het laatste deel van het boren. Verminder de druk op de gatenzaag.
Boor vervolgens de gaten voor het verankeren van de bevestigingsbeugels op de wand. Gebruik hiervoor als eerste optie de 4
gaten aan het uiteinde van de beugel, zoals getoond op het boorsjabloon.
Indien de wand niet erg stevig is, raden wij u aan een paar extra verankeringsbouten te gebruiken.
Zoals u ziet kan de beugel op verschillende manieren en in verschillende standen worden bevestigd. Het grootste gewicht van
het apparaat bevindt zich aan de rechterkant. Zorg er daarom voor dat de bevestiging aan die kant steviger is. De meegeleverde
verankeringsbouten hebben een gat met een diameter van 10 mm nodig.
De wand moet in ieder geval grondig worden geïnspecteerd om de best mogelijke verankering en type bouten te bepalen,
afhankelijk van de specifieke situatie.
WAARSCHUWING: de fabrikant is niet aansprakelijk voor onderschattingen die gemaakt zijn over de stevigheid van de veran-
kering die door de installateur is uitgevoerd.
Let daarom uitermate goed op bij de hiervoor genoemde handeling. Deze kan bij onjuiste uitvoering ernstig letsel/schade ver-
oorzaken aan personen/eigendommen.
Indien er bij de installatie van modellen die zijn uitgerust met een warmtepomp geen condensafvoer in de wand is ingebouwd
(zie paragraaf 2.3.3), zal er voor de afvoer van condens een gat door de wand moeten worden geboord op de plaats die op het
sjabloon wordt getoond.
2.3.3

Voorbereiden van afvoer van het condenswater

Bij de apparaten met warmtepompen moet de eenheid worden aangesloten op de condensafvoerpijp (meegeleverd) door deze
te koppelen aan de specifieke opening (afb. 6 ref. A) die zich achterop het apparaat bevindt (verwijder dop B). Als het maximale
niveau wordt bereikt, zorgt een solenoid klep ervoor dat de condens uit de interne bak loopt. Bij apparaten met uitsluitend koeloptie
moet de condensafvoerpijp worden aangesloten als u de eenheid wilt laten werken bij lage buitentemperaturen (onder de 23°C).
Omdat condens met de zwaartekracht afloopt, moet deze op ieder punt van de afvoerpijp minimaal 3% aflopen. Gebruik een
stijve of flexibele buis met een binnendiameter van minstens 16 mm.
Als de buis in een rioolsysteem loopt, moet er voor het punt waar de buis de hoofdafvoer bereikt en minstens 300 mm onder de
inlaat van de eenheid, een sifon worden geïnstalleerd (afb. 6).
Als de afvoerpijp in een bak loopt (reservoir of andere container), dan mag deze bak niet worden afgedicht en mag de afvoer-
pijp niet in water ondergedompeld zijn (zie afb. 7).
Het gat waardoor de condensbuis loopt, moet altijd naar buiten aflopen (zie afb. 8).
De exacte plek waar de buisinlaat wordt worden geplaatst, in overeenstemming met het apparaat, vindt u op het boorsjabloon.
LET OP: zorg er in dit geval voor dat het water dat naar buiten wordt gevoerd geen schade veroorzaakt aan personen
of eigendommen en niemand of niets stoort. Tijdens de winter kan dit type afvoer ijsplaten veroorzaken.
Als de condensafvoer is bevestigd, moet u ervoor zorgen dat de rubberslang niet wordt samengedrukt.
62

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières