Table des Matières

Publicité

NL
5.1 Normal-kanaal (onvervormde sound)
1) Voor de optimale afregeling van de klank stelt u
B
eerst de volumeregelaars LEVEL (9) VOLUME
(13) in de middelste stand.
2) Stel dan met de drie equalizers (11) de klank in:
De lage (BASS) en hoge tonen (HIGH) en de
middentonen (MID) kunnen met max. 10 dB wor-
den versterkt.
3) Selecteer met de volumeregelaar LEVEL (9) het
gewenste geluidsvolume.
Met de regelaar VOLUME (13) kunt u het
volume voor het Overdrive-kanaal en het Nor-
mal-kanaal gezamenlijk verhogen of verlagen,
terwijl met de regelaars LEVEL (7 en 9) voor het
betreffende kanaal het kanaalvolume wordt inge-
steld.
4) Indien u tijdens het spelen het uitgangsniveau
wenst te verhogen (+6 dB) om u in het arrange-
ment van andere instrumenten akoestisch te
onderscheiden, dan kunt u met de schakelaar
MODE SELECT (10) naar BOOST schakelen. De
overeenkomstige rode LED licht op. Naargelang
het geselecteerde kanaal-/mastervolume kan de
klank al licht vervormd zijn, hoewel het Normal-
kanaal nog is ingesteld.
Door opnieuw op de schakelaar (10) te druk-
ken, keert u terug naar de CLEAN-modus en kunt
u het volumeniveau weer tot de vroegere waarde
verlagen. Optisch wordt de CLEAN-modus door
een groene LED aangeduid.
De omschakeling BOOST/CLEAN kan ook
gebeuren met een voetschakelaar die op de jack
REVERB/BOOST (24) is aangesloten.
5.2 Overdrive-kanaal (vervormde sound)
1) Voor de optimale afregeling van de klank stelt u
eerst de volumeregelaars LEVEL (7) VOLUME
(13) in de middelste stand.
2) Met de versterkingsregelaars GAIN 1 (3) en
GAIN 2 (5) wordt de graad van de oversturing
van het ingangssignaal en bijgevolg de vervor-
mingsgraad ingesteld. Selecteer de betreffende
5.1 Normal Channel (sonido no distorsionado)
E
1) Para un reglaje óptimo del sonido, ponga antes
de todo los potenciómetros de volumen LEVEL
(9) y VOLUME (13) en la posición mediana.
2) Con los tres reglajes del ecualizador (11), regule
la imagen sonora: puede aumentar los graves
(BASS), medios (MIDDLE) y agudos (TREBLE)
hasta 10 dB.
3) Seleccione después el volumen deseado con el
potenciómetro LEVEL (9).
Con el potenciómetro VOLUME (13), el volu-
men para el Overdrive Channel y el Normal
Channel juntamente puede aumentarse o dismi-
nuirse, en cambio con los potenciómetros LEVEL
(7 y 9) el volumen de cada canal está regulado.
4) Si desea un nivel de salida elevado (+6 dB) du-
rante la reproducción para distinguir la guitarra de
los otros instrumentos, con el interruptor MODE
SELECT (10), puede conmutar en BOOST. El
LED rojo correspondiente brilla. Según el volu-
men seleccionado canal/Master, el sonido puede
distorsionarse ligeramente a pesar de que el
NORMAL CHANNEL esté todavía seleccionado.
Por una nueva presión en el interruptor (10),
volverá al modo de funcionamiento CLEAN y el
nivel del volumen baja de nuevo al valor prece-
dente; el modo CLEAN se caracteriza por un
LED verde.
La conmutación BOOST/CLEAN puede tam-
bién efectuarse con un pedal conectado a la
toma REVERB/BOOST (24).
5.2 Overdrive Channel (sonido distorsionado)
1) Para un reglaje óptima del sonido, ponga antes
de todo los potenciómetros LEVEL (7) y
VOLUME (13) en la posición mediana.
2) Con los potenciómetros GAIN 1 (3) y GAIN 2 (5),
la tasa de sobrecarga y entonces la tasa de
distorsión de la señal de entrada está regulada.
Seleccione el reglaje de ganancia respectiva con
la tecla GAIN SELECT (4) y gírelo según la
14
regelaar GAIN met de toets GAIN SELECT (4) en
draai de regelaar volgens de gewenste vervor-
ming open. GAIN 2 is geselecteerd, wanneer u
op de toets GAIN SELECT drukt. De rode LED
rechts boven de toets licht dan op.
De omschakeling GAIN 1/GAIN 2 kan ook ge-
beuren met een voetschakelaar die op de jack
CHANNEL/GAIN (25) is aangesloten.
3) Met de drie klankregelaars (6) kunt u onafhanke-
lijk van de klankregelaars van het Normal-kanaal
de sound instellen voor het Overdrive-kanaal.
4) Stel met de volumeregelaar LEVEL (7) het ge-
wenste geluidsvolume in.
Met de regelaar VOLUME (13) kunt u het
volume voor het Overdrive-kanaal en het Nor-
mal-kanaal gezamenlijk verhogen of verlagen,
terwijl met de regelaars LEVEL (7 en 9) voor het
betreffende kanaal het kanaalvolume wordt inge-
steld.
5.3 Het nagalmeffect aan het signaal toevoe-
gen
Het nagalmeffect kan op beide kanalen aan het sig-
naal worden toegevoegd. Stel met de regelaar
REVERB (12) de gewenste nagalmsterkte in. Als de
regelaar in de minimumstand staat, wordt geen
nagalm aan het signaal toegevoegd. Hoe verder de
regelaar wordt opengedraaid, des te sterker de
nagalmsterkte.
Met een voetschakelaar die op de jack
REVERB/BOOST (24) is aangesloten, kan de inge-
stelde nagalmeffect worden in- en uitgeschakeld.
5.4 Stand-by-modus
Schakel de versterker tijdens de speelpauzen met
de schakelaar STANDBY (15) zo vaak mogelijk in de
stand-by-modus (stand "I"). De buizen worden hier-
door gespaard en de levensduur ervan neemt toe. In
de stand-by-modus is de versterker gedempt. Plaats
de schakelaar STANDBY weer in normale werking
(stand "0"), alvorens verder te spelen.
distorsión deseada. GAIN 2 está seleccionado
cuando la tecla GAIN SELECT está pulsada. El
LED rojo a la derecha encima de la tecla brilla.
La conmutación GAIN1/GAIN2 puede tam-
bién efectuarse con un pedal conectado a la
toma CHANNEL/GAIN (25).
3) Los tres reglajes de ecualizador (6) permiten un
reglaje del sonido para el Overdrive Channel,
independiente de los ecualizadores del Normal
Channel.
4) Con el potenciómetro LEVEL (7), regule el volu-
men deseado.
Con el potenciómetro VOLUME (13), el volu-
men para el Overdrive Channel y el Normal
Channel puede aumentar o disminuir conjunta-
mente, en cambio con los potenciómetros LEVEL
(7 y 9), el volumen de cada canal se regula inde-
pendientemente.
5.3 Mezcla del efecto Reverb
La mezcla del efecto Reverb es posible para los dos
canales. Con el potenciómetro REVERB (12),
regule la parte deseada de Reverb. Si el reglaje está
en el mínimo, el efecto Reverb no está mezclado en
la señal. Más el potenciómetro está pulsado, más el
efecto Reverb es importante.
Con un pedal conectado con la toma REVERB/
BOOST (24), el efecto Reverb regulado puede estar
conectado o desconectado.
5.4 Modo Standby
Durante los intervalos musicales, ponga siempre si
posible el amplificador en el modo standby (posición
"I") con el interruptor STANDBY (15); los tubos están
entonces protegidos y tendrán una duración de vida
más prolongada. En modo standby, el amplificador
se queda mudo. Para volver al modo lectura, ponga
el interruptor STANDBY en el funcionamiento nor-
mal (posición "0").

6 Tips en trucs

1. Mocht er tijdens het spelen ongewenste feed-
back optreden (terugkoppeling, fluittoon uit de
luidspreker), kunnen volgende aanwijzingen hulp
bieden:
Vergroot de afstand tussen de gitaar en de
versterker.
Verander de opstelling van de gitaar ten
opzichte van de versterker.
Verminder het volume [regelaars LEVEL (7
en 9), regelaar VOLUME (13)] resp. de ver-
sterking [regelaar GAIN (3 en 5)].
Gebruik de ingang LOW (2).
2. Een bromtoon uit de luidsprekers kunt u op vol-
gende manieren verminderen of verhelpen:
Vergroot de afstand tussen de gitaar en de
versterker.
Verander de opstelling van de gitaar ten
opzichte van de versterker.
Vervang het aansluitsnoer van de gitaar.
Vervang de buizen van de versterker.
Gebruik een Humbucker pick-up (bromdem-
pende pick-up).
Scherm de uitsparingen voor pick-up/ mecha-
niek van de gitaar af.
3. Plotse rammelgeluiden van de nagalmspiraal
(bij opengedraaide regelaar REVERB) kunt u
vermijden, wanneer u de versterker op een zeer
harde ondergrond of voor loskoppeling op een
zeer zachte ondergrond (schuimrubber) plaatst.
Deze geluiden ontstaan door de overdracht van
contactgeluiden via de vloer naar de versterker-
kast.
4. Schakel de versterker tijdens de speelpauzen
niet volledig uit, maar gebruik de stand-by-scha-
kelaar (15). De buizen worden gespaard en de
versterker is aanzienlijk sneller weer gebruiks-
klaar, omdat de buizen niet meer hoeven op te
warmen.
6 Trucos y astucias
1. Si durante la lectura, feedbacks no deseados
(reacción acústica, sonido silbante del altavoz)
aparecen, los consejos siguientes pueden ser
útiles:
Aumente la distancia entre la guitarra y el
amplificador.
Cambie la posición de la guitarra en relación
al amplificador.
Disminuya
el
volumen
LEVEL (7 y 9), potenciómetro VOLUME (13)]
o disminuir la amplificación [reglaje GAIN
(3 y 5)].
Utilice la entrada Low (2).
2. Si se produce un zumbido en los altavoces,
puede disminuirlo o eliminarlo de la manera
siguiente:
Aumente la distancia entre la guitarra y el
amplificador.
Modifique la posición de la guitarra en rela-
ción al amplificador.
Cambie el cable de conexión de la guitarra.
Cambie los tubos.
Utilice micros Humbucker (reducen los zum-
bidos).
Blindar las cavidades de los micros y de la
mecánica de la guitarra.
3. Ruidos fuertes de la espiral Reverb (potenció-
metro REVERB abierto) pueden evitarse si el
amplificador está colocado sobre un suelo muy
estable o para el desacoplo sobre un suelo muy
suave (caucho celular); la causa resulta de la
transmisión de ruidos de paso via el suelo hacia
el amplificador.
4. Durante los intervalos musicales no apague
nunca totalmente el amplificador utilice mejor el
modo Standby (15). Los tubos están protegidos y
el amplificador estará listo para volver a funcio-
nar más rápidamente porque los tubos no nece-
sitan calentarse de nuevo.
[potenciómetros

Publicité

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

24.3170

Table des Matières