Hach Ultrapure pH/ORP Module Manuel D'utilisation page 133

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 49
d. Meet de pH-waarde met een tweede verificatie-instrument als de referentieoplossing een
monster is. Gebruik de pijltoetsen om de gemeten waarde in te voeren en druk op enter.
12. Bekijk het kalibratieresultaat:
• PASSED (geslaagd)—de sensor is gekalibreerd en klaar om monsters te meten.
• FAILED (mislukt)—hellingsgraad kalibratie of offset ligt buiten geaccepteerde limieten. Reinig
de sensor en probeer opnieuw met een verse referentieoplossing. Raadpleeg
op pagina 136 voor meer informatie.
13. Druk op enter als de kalibratie is geslaagd om verder te gaan.
14. Wanneer optie Operator ID in menu CAL OPTIONS (kalibratieopties) op Ja is ingesteld, dient u
een gebruikers-ID in te voeren. Raadpleeg
15. Selecteer in scherm NEW SENSOR (nieuwe sensor) of de sensor nieuw is:
Optie Beschrijving
JA
De sensor is niet eerder met deze controller gekalibreerd. De bedrijfsdagen en eerder gemaakte
kalibratiegrafieken voor de sensor worden gereset.
NEE
De sensor is eerder met deze controller gekalibreerd.
16. Herhaal het proces voor de sensor en druk op enter. Het uitgangssignaal keert terug naar de
actieve toestand en meetwaarde van het monster wordt weergegeven op het meetscherm.
Opmerking: Als de uitgangsmodus op hold (wachten) of transfer (verzenden) is ingesteld, selecteer dan de
vertragingstijd wanneer de uitgangssignalen weer actief worden.
ORP-kalibratieprocedure
De sensor kan in het procesmonster zitten, of een deel van het procesmonster kan worden
verwijderd voor kalibratie.
1. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>[Select Sensor]>CALIBRATE
(sensorinstellingen / selecteer sensor / kalibreren).
2. Als de toegangscode is ingeschakeld in het security-menu voor de controller, voer dan de
toegangscode in.
3. Selecteer 1 POINT SAMPLE (1-punts monster) en druk op enter.
4. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:
Optie
ACTIVE (actief)
HOLD (vasthouden)
TRANSFER (overdragen) Tijdens kalibratie wordt een voorgedefinieerde uitgangswaarde verstuurd.
5. Druk, met de sensor in de referentieoplossing, op enter.
6. Wacht tot de waarde is gestabiliseerd en druk op enter.
7. Gebruik de pijltoetsen om de referentiewaarde in te voeren en druk op enter.
8. Bekijk het kalibratieresultaat:
• PASSED (geslaagd)—de sensor is gekalibreerd en klaar om monsters te meten.
• FAILED (mislukt)—hellingsgraad kalibratie of offset ligt buiten geaccepteerde limieten. Reinig
de sensor en probeer het opnieuw met een verse referentieoplossing. Raadpleeg
Foutenopsporing
9. Druk op enter als de kalibratie is geslaagd om verder te gaan.
10. Wanneer optie Operator ID in menu CAL OPTIONS (kalibratieopties) op Ja is ingesteld, dient u
een gebruikers-ID in te voeren. Raadpleeg
Beschrijving
Het instrument verstuurt de huidige, tijdens de kalibratieprocedure gemeten
uitvoerwaarde.
De uitgangswaarde van de sensor is tijdens de kalibratieprocedure tegen de
huidige gemeten waarde vastgehouden.
Raadpleeg de handleiding van de controller om de voorgedefinieerde waarde te
wijzigen.
op pagina 136 voor meer informatie.
Kalibratieopties wijzigen
Kalibratieopties wijzigen
Foutenopsporing
op pagina 135.
op pagina 135.
Nederlands 133

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières