• Beveilig de montage bovendien met een geschikte veiligheidsvangkabel of een vangnet. Er is een overeenkom-
stige veiligheidsoog meegeleverd dat u naast de montagebeugel in de nog vrije schroefdraad van de bodemplaat
kunt schroeven.
• De veiligheidsvangkabel resp. het vangnet moet onafhankelijk van de hoofdbevestiging, het lichteffect in geval van
een fout bij de hoofdophanging kunnen houden.
• Let er op, dat de projectorkop van het lichteffect vrij kan bewegen; hij mag nergens tegenaan stoten en niet ge-
blokkeerd worden.
8. DMX-aansluiting
Er kunnen max. 32 toestellen in een DMX-ketting worden opgenomen, omdat anders de controller wordt
overbelast.
De maximale totale lengte van de DMX-ketting mag 500 m niet overschrijden.
Bij gebruik van XLR-microfoonkabels kan het tot storingen in de DMX-signaaloverdracht komen. Gebruikt
u in dit geval speciale DMX-hoogfrequentieleidingen.
a) Aansluiting van een DMX-controller
Het toestel is uitsluitend bedoeld voor aansluitingen op DMX-controllers met DMX-512-protocol.
• Verbind de aansluiting DMX IN met de uitgang van de DMX-controller.
• De controller moet telkens naargelang de bedrijfsmodus over meer dan 10, 12 of 15 vrije stuurkanalen beschikken.
• Verbind de aansluiting DMX OUT met de DMX-ingang van het navolgende DMX-apparaat.
• Ga met alle andere apparaten van de DMX-ketting op dezelfde manier tewerk.
• Als het lichteffect het laatste of het enige apparaat in de DMX-ketting is, dan plaatst u in de aansluiting DMX OUT
een XLR-stekker met een 120 Ohm/0,25 W-afsluitweerstand (tussen pen 2 en pen 3).
Pentoewijzing van de DMX-aansluiting: Pen1 = massa / Pen2 = (-) / Pen3 = (+).
Verbind de massaleiding GND nooit met de massa van de behuizing van het lichteffect, omdat het anders
kan komen tot storingen in de signaaloverdracht, veroorzaakt door massalussen.
65