4
Monteren
4.1
Inbouwvoorwaarden controleren
Voorwaarden voor de inbouwlocatie in acht nemen:
Controleer of leidingen conform EN 12056-4 gescheiden zijn aangelegd. Afvalwater en regenwater moeten afzonderlijk
worden afgevoerd. Afvalwater dat onder het terugstuwniveau wordt aangevoerd, moet na de valleiding worden aangeslo-
ten.
Controleren of de toevoerleiding met een passende stabilisatieleiding werd uitgevoerd. De overgang van de valleiding
moet met twee bochten van 45° worden uitgevoerd.
Houd bij vloerinbouw ook rekening met:
De variant van de afdichting (witte of zwarte inbouwmethode), zie de bijbehorende inbouwvoorbeelden
Als de waterdichte betonnen opvangbak, bijvoorbeeld voor het aansluiten van toevoeren of lege mantelbuizen moet wor-
den opengebroken, moeten ook deze doorbrekingen waterdicht worden gemaakt.
Bereken de hoogte van de vloerconstructie of de dikte van de vloerplaat. De maximale inbouwdiepte mag niet worden
overschreden. Eventueel is een verlengstuk (toebehoor, art.nr. 83070 of 83073) vereist.
Controleer of de installatie in drukkend water wordt ingebouwd. Voor grondwaterbestendigheid: zie "Technische gege-
vens", pagina 98.
010-841E
Inbouw- en bedieningshandleiding
99 / 136