A
4.
Sluit een slang met een slangklep op de afvoeraan-
sluiting aan.
–
Binnendiameter 3/4" (≈ 19 mm)
5.
Open de klep met een inbussleutel door deze met
een kwartdraai naar links of rechts te draaien.
–
Sleutelwijdte 4 mm
◁
Het resterende CV-water spoelt de filter.
A
B
6.
Draai de wartelmoer los en neem het onderste deel
van de afscheider eraf.
7.
Verwijder het filter en reinig het.
8.
Bouw het filter en de permanente magneet in de om-
gekeerde volgorde weer in.
9.
Open de afsluitkranen.
8000017381_01 Installatie- en onderhoudshandleiding
B
1/4
C
D
10.
Controleer de druk in de CV-installatie en vul zo no-
dig CV-water bij.
12.9
Warmwaterboiler reinigen
Aanwijzing
Omdat het boilervat aan warmwaterzijde gereinigd
wordt, dient u erop te letten dat de gebruikte reini-
gingsmiddelen aan de hygiënische eisen voldoen.
1.
Maak de warmwaterboiler leeg.
2.
Verwijder de beschermingsanode uit de boiler.
3.
Reinig de binnenkant van de boiler met een waterstraal
door de anodeopening aan de boiler.
4.
Spoel voldoende na en laat het voor de reiniging ge-
bruikte water via de boileraftapkraan wegstromen.
5.
Sluit de aftapkraan.
6.
Breng de beschermingsanode opnieuw aan de boiler
aan.
7.
Vul de boiler met water en controleer of deze dicht is.
12.10 Vuldruk van de CV-installatie controleren en
corrigeren
Als de vuldruk onder de minimumdruk daalt, wordt een on-
derhoudsmelding op het display weergegeven.
Wanneer de vuldruk hoger wordt dan 0,1 MPa (1 bar), start
het ontluchtingsprogramma automatisch na een vertragings-
tijd van 30 seconden. Het ontluchtingsprogramma kan alleen
door een reset worden onderbroken.
–
Minimumdruk CV-circuit: ≥ 0,05 MPa (≥ 0,50 bar)
▶
Vul CV-water bij om de warmtepomp opnieuw in ge-
bruik te nemen, CV-installatie vullen en ontluchten
(→ Pagina 214).
▶
Als u vaak een drukverlies vaststelt, dan dient u de oor-
zaak te zoeken en te verhelpen.
12.11 Koudemiddelcircuit controleren
1.
Controleer of de componenten en buisleidingen vrij zijn
van verontreiniging en corrosie.
2.
Controleer of de thermische isolatie van de koudemid-
delleidingen onbeschadigd is.
3.
Controleer of de koudemiddelleidingen zonder knikken
geplaatst zijn.
12.12 Koudemiddelcircuit op dichtheid
controleren
1.
Controleer of de componenten in het koudemiddelcir-
cuit en de koudemiddelleidingen vrij zijn van beschadi-
gingen en olielekkage.
2.
Controleer het koudemiddelcircuit met een gaslekde-
tector op dichtheid. Controleer daarbij alle componen-
ten en leidingen.
3.
Voer voor het verlaten van het systeem, de dichtheids-
test nogmaals uit.
4.
Noteer het resultaat van de dichtheidstest in het instal-
latieboek.
223